Reuchlins reis. De Holland-Amerika Lijn en de landverhuizers

Cathalijne Boland
Reuchlins reis. De Holland-Amerika Lijn en de landverhuizers

Amsterdam: Alfabet Uitgevers, 2023, 444 p. + 24 p. foto’s
ISBN 978 90 2134 4055 5
€24,99

In studies en tentoonstellingen over landverhuizers die in de decennia rond 1900 vanuit Europa naar Noord-Amerika vertrokken zijn tenminste twee complementaire perspectieven te onderscheiden. Soms ligt de aandacht bij individuele migranten en hun leefwerelden. Het gaat dan om hun motieven om te vertrekken, hun wederwaardigheden en belevenissen tijdens de reis, hun emoties, succes of falen in het land van aankomst. Die invalshoek vind je bijvoorbeeld in het Deutsches Auswandererhaus in Bremerhaven, een museum gebouwd op de plek waar ooit de schepen van de Norddeutscher Lloyd vertrokken. Iedere bezoeker krijgt een kaartje met de naam, jaar van geboorte en overlijden, vertrekjaar en -haven van een landverhuizer. Met hem of haar ga je tijdens je bezoek aan het Auswandererhaus op reis naar de Nieuwe Wereld; luisterend naar het persoonlijke levensverhaal van de landverhuizer zoals dat bijvoorbeeld te vinden is in bewaard gebleven brieven aan achterblijvers.

In het tweede perspectief is dat het macroniveau: het gaat niet om de deelnemers aan maar om de (veranderende) omstandigheden waaronder landverhuizing plaatsvindt. Wat is het voor migratie relevante maatschappelijke krachtenveld en wat is de rol over overheden, rederijen en andere actoren? Landverhuizing stond rond 1900 onder toezicht. De reis van landverhuizers van hun plaats van vertrek naar hun plaats van bestemming verliep gereglementeerd. Ze moesten toestemming voor vertrek (lees: een paspoort) krijgen en in hun woonplaats bij een van de lokale agenten van stoomvaartmaatschappijen (zoals de Red Star Line, Antwerpen) een ticket bemachtigen. Lag hun vertrekhaven in een ander land, dan reisden ze per trein via een vaststaand traject door het transitoland naar de vertrekhaven. Ze sliepen er de laatste nachten in een migrantenhotel en ondergingen een medische keuring voordat ze aan boord mochten. Ook tijdens de zeereis golden tal van wetten en regels voor migranten en rederijen wat betreft voedsel, accommodatie en voorzieningen in de derde klasse. En eenmaal in New York, wachtten de immigratieautoriteiten op Ellis Island.

Iemand die deze gereglementeerde wereld in kaart heeft gebracht, is de Vlaamse historicus Torsten Feys (zie bijvoorbeeld zijn bijdrage in de door Verloren uitgegeven bundel ‘Allen zijn welkom’. Ontmoetingsplaatsen in de Lage Landen rond 1900). Feys is een van de mensen die Cathalijne Boland in haar uitgebreide verantwoording bedankt voor zijn steun. In Reuchlins reis onderzoekt ze hoe de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij (NASM, opgericht in 1873, vanaf 1896 beter bekend als de Holland-Amerika Lijn) opereerde op de trans-Atlantische passagiersvaart tussen Europa en Noord-Amerika. Ze doet dat aan de hand van het leven en werk van een van de directeuren van de HAL: George Reuchlin. Hem kwam ze bij toeval op het spoor toen ze zocht naar een geschikte hoofdpersoon om het typische levensverhaal van een landverhuizer te vertellen. Die vond ze niet, de landverhuizers blijven in haar boek anoniem. Maar Reuchlin vond ze wel.

In haar boek verweeft ze de bedrijfsgeschiedenis van de HAL met een biografie van Reuchlin, die als zoon van een van de oprichters van de HAL was voorbestemd om zijn vader op te volgen. Ze vertelt over de reizen die Reuchlin moest maken, eerst als stagiaire bij de HAL (onder meer in New York en Bremen), later als deelnemer aan de vele vergaderingen en diners die nodig waren om kartelvorming in de trans-Atlantische stoomvaart daadwerkelijk van de grond te krijgen. Om een prijzenoorlog te voorkomen, maakten rederijen uit Groot-Brittannië (Liverpool met name) en het Europese continent (Hamburg, Bremen, Rotterdam, Antwerpen, Le Havre) die landverhuizers vervoerden onderling afspraken over minimumprijzen en marktaandelen; ook lobbyden ze gezamenlijk bij Amerikaanse autoriteiten, bijvoorbeeld als inperking of selectie van het aantal toegelaten migranten dreigde. Boland schrijft er inzichtelijk over.

Maar meer oog nog heeft ze voor zijn gezinsleven, als hij uiteindelijk in 1905, 30 jaar oud, trouwt met zijn Rotterdamse buurmeisje Athie. Ze krijgen drie kinderen, Reuchlin is een warme vader. Groot is dan ook de verslagenheid bij Athie, zijn familie en collega’s als hij in 1912 omkomt bij de ramp van de Titanic. Zijn lichaam is nooit gevonden.

Cathalijne Boland is geen historicus, maar neerlandicus, journalist en redacteur. Dat neemt niet weg dat Reuchlins reis op gedegen onderzoek berust. De intieme biografie leunt op de studie van het dertien meter strekkende familiearchief van de Reuchlins dat in te zien is bij het Stadsarchief Rotterdam. Daar worden ook de HAL-archieven bewaard, waarmee ze de bedrijfsgeschiedenis inkleurt. Verwacht geen academisch proefschrift, maar een boek uit de categorie literaire non-fictie waarin mensen als Annejet van Zijl en Judith Koelemeijer in uitblinken.

Ben de Pater, gepensioneerd universitair hoofddocent sociale geografie Universiteit Utrecht

Gelukzoekers gestrand. 500 Duitse landverhuizers onderweg naar Brazilië, 1827-1829

Onno Boonstra & Friedrich Hüttenberger

Amsterdam: Amsterdam University Press, 2021, 285 p
ISBN 9789463722667
Paperback. €30

Historische studies die ook buiten de academische wereld aandacht trekken, presenteren vaak onbekend maar aansprekend materiaal dat is opgedoken uit archieven. Soms halen ze echt onbekende zaken boven water, soms detailleren ze wat voorheen alleen in grote lijnen bekend was. Het zijn in de regel verhalende teksten, veelal over personen, families, gemeenschappen of groepen personen, zonder theoretische pretenties en niet per se geschreven door en voor universitaire historici. De bijdragen aan Het Pak van Sjaalman, een rubriek in De Moderne Tijd, zijn hiertoe te rekenen (lees de introductie van deze rubriek in DMT, 2019 nummer 4, p. 351).

Gelukzoekers gestrand behoort evident ook tot dit soort historische studies. Onno Boonstra (voor zijn pensionering verbonden aan de afdeling Geschiedenis van de Radboud Universiteit) en Friedrich Hüttenberg (gepensioneerd romanist en historicus uit Duitsland) reconstrueren nauwgezet de lotgevallen van ruim 500 Duitse plattelanders tijdens hun door tegenslagen getekende reis via Nederland naar Brazilië. Die reis duurt niet voor iedereen maar wel voor het merendeel van de landverhuizers vijftien maanden.

Inwoners die in de jaren 1820 de armoede wilden ontvluchten die heerste in de Hunsrück, het Moezeldal, de Palts en Lichtenberg waren er genoeg. Ze lieten zich gemakkelijk overhalen om mee te gaan naar het beloofde land: Brazilië. Dat had zich in 1822 onafhankelijk verklaard van Portugal. Keizer Pedro 1 zocht Europese kolonisten en had zich aanvankelijk bereid verklaard om hun overtocht te betalen en grond ter beschikking te stellen. Of die belofte in 1827 ook nog gold, was onduidelijk (informatie was destijds nog sterk plaatsgebonden) maar de landverhuizers geloofden het graag. Ze waren zelfs bereid lokale autoriteiten te trotseren die weigerden Auswanderungserlaubnisse te geven. Velen moesten heimelijk vertrekken, zonder paspoort.

De twee ronselaars, Karl Roth en Georg Robinson, vonden moeiteloos meer gegadigden dan ze konden gebruiken. Het tweetal had een contract voor 220 tot 250 landverhuizers afgesloten met een enigszins louche aan lager wal geraakte schipper uit Amsterdam: Bartholomeus Karstens. Hij had een wrak schip had gekocht, de Helena en Maria, en zocht passagiers. Hoe meer, hoe beter – uit het zicht van de autoriteiten wilde hij stiekem best 500 mensen meenemen, al ontbrak de ruimte daarvoor op de 26,5 meter lange driemaster volledig.

Het was vragen om moeilijkheden en die kwamen er dan ook volop. De migranten voeren in november 1827 met twee rijnaken de Rijn af, maar zonder paspoort kwam een deel van hen Nederland niet binnen. Na lobbywerk toonde koning Willem I zich clement en mocht iedereen op doorreis naar de haven van vertrek. Opgejaagd door de autoriteiten en ruziënd met de 339 landverhuizers die inmiddels aan boord waren, zeilde Karstens haastig Den Helder uit. Hij liet 170 Duitse volwassenen en kinderen achter op de kade in Den Helder. De chaos was compleet, gezinnen waren plotsklaps uiteengerukt. De achterblijvers moesten terug, maar waren in hun gebied van herkomst niet meer welkom. Ze strandden in Arnhem, waar ze liefdevol werden opgevangen door enkele lokale notabelen. Na vier maanden kregen ze, op kosten van de koning, een overtocht naar Rio de Janeiro waar ze in juni 1828 aankwamen.

De 339 landverhuizers die zich hadden ingescheept op de Helena en Maria zijn dan nog niet in Brazilië. Een storm in Het Kanaal had het schip bijna op de rotsen geblazen en het was alleen aan een toevallig passerend schip te danken dat ze het overleefden. De zwaar beschadigde Helena en Maria werd op sleeptouw genomen. De opvarenden stapten in Falmouth aan wal, en kregen daar maar liefst een jaar lang eten en onderdak van de inwoners. Uiteindelijk organiseerde de Earl of Aberdeen een schip: de James Laing bracht hen naar Brazilië, waar ze in februari 1829 arriveerden, acht maanden na de groep die in Den Helder niet had meegekund. Ze hadden het gered, ondanks alle bureaucratie en uitbuiting en dankzij de steun van gewone mensen (die gul geven wat ze konden missen) en welgestelden (die hen weer op weg hielpen). Er bestond destijds, net als nu, in Nederland en Engeland een cultuur waarin eigenbelang én solidariteit samengingen.

Boonstra en Hüttenberger hebben het allemaal minutieus en voorbeeldig uitgezocht (met archiefonderzoek in Duitsland, Nederland en Engeland) en beschreven. Alle emigrantenfamilies staan in een lijst achterin het boek, en ook hun zaakwaarnemers in Nederland en Engeland krijgen minibiografietjes. Hun boek leest soepel, mede dankzij de service om alle citaten behalve in de oorspronkelijke taal ook in het Nederlands op te nemen. Curieus: ze hopen dat het boek van belang zal zijn ‘voor de duizenden nazaten’ van de landverhuizers uit 1827 in Brazilië. Maar daarvoor zal het toch eerst in het Portugees moeten worden vertaald. Het boek verdient het.

Ben de Pater, universitair hoofddocent sociale geografie en planologie, Universiteit Utrecht
Modernism in migration

CfP: Modernism in migration

Call for papers

Modernism in Migration: Relocating Artists, Objects and Institutions, 1900–1960

Theme outline

In the production and reception of art, processes of migration play a crucial role. This is particularly true for modernism and the historical avant-gardes of the twentieth century, when artists’ transnational networks and migrations across countries and continents greatly impacted artistic developments. Besides artists and agents such as art dealers and art historians, works of art and art institutions also migrated. For an upcoming issue of Stedelijk Studies, we invite scholars to explore forms of migration and their influence on the development and dissemination of modern art around the world from 1900–1960.

Artists migrated to metropolises such as Paris in the twentieth century for inspiration and education, leading to collaborations with colleagues, gallerists, and other art promoters. Artists’ experiences under new and alien circumstances were often reflected in their work. Migrations were not always by choice: artists and art agents were forced into involuntary emigration or exile by colonialist and political developments, such as those prompted by National Socialism. Whatever the impetus, between 1900 and 1960 artists and collectors migrated globally on an unprecedented scale and, along with these migrants, their works of art moved as well.

This issue of Stedelijk Studies complements an upcoming exhibition about Migrants in Paris at the Stedelijk Museum Amsterdam (September 2019–January 2020), but will offer an in-depth exploration of migration from a greater variety of angles. We understand migration, just as modernism in the arts, as a global phenomenon. We are looking for theoretical explorations as well as art historiographical approaches and case studies, and especially welcome articles that explore gender, queer, and postcolonial perspectives, among others.

Potential topics include:

  • The migrant artist in the metropolis (e.g., centers such as Paris, Berlin, New York, Buenos Aires, São Paolo, Shanghai, Jakarta, etc.)
  • Migration away from such centers in search of the peripheral
  • International and transnational artists’ networks, associations, and collaborations
  • International and transnational art trade and collection building
  • (Inner) emigration vs. exile of artists and art agents
  • (Trade) routes and dislocation of art objects and collections (voluntary or forced)
  • Dislocation/relocation of institutions (e.g., Bauhaus, Warburg)
  • The impact of emigration on the artist’s work and on art history as a discipline
  • Cultural transfer and translation

The thematic issue Modernism in Migration: Relocating Artists, Objects, and Institutions, 1900–1960 will be edited by Dr. Tessel M. Bauduin and Dr. Gregor Langfeld (both of the University of Amsterdam).

Stedelijk Studies

Stedelijk Studies is a high-quality, peer-reviewed academic journal published by the Stedelijk Museum Amsterdam. The journal comprises research related to the Stedelijk collection, exploring institutional history, museum studies (e.g., education and conservation practice), and current topics in the field of visual arts and design.

Submission

Deadline for the abstract is February 20, 2019. Deadline for the article (4,000–5,000 words) is May 20, 2019. Publication of the issue will be in November, 2019. Manuscripts and other editorial correspondence should be sent to: Esmee Schoutens, Managing Editor Stedelijk Studies, stedelijkstudies@stedelijk.nl.

Migratie en identiteit

Jaarcongres De Moderne Tijd 2018

Migratie en identiteit

Amsterdam, vrijdag 14 december 2018
Universiteitsbibliotheek (Singel 425), Doelenzaal

Migratie is een van de meest besproken thema’s op dit moment. Door velen in het publieke debat wordt de migratiesamenleving gezien als een nieuw fenomeen en een breuk met de voorgaande eeuwen. Tegelijkertijd wordt het beeld van Nederland als een van oudsher gastvrij land nog steeds gehuldigd.

De interdisciplinaire werkgroep De Moderne Tijd (voorheen De Negentiende Eeuw) organiseert op 14 december 2018 het jaarcongres Migratie en identiteit. In dit congres onderzoeken we de betekenis van migratie voor de negentiende en vroege twintigste eeuw. Veel historisch onderzoek naar migratie wordt gedaan door sociale en economische historici. De aandacht gaat hierbij meestal uit naar structurele processen en veranderingen. Op dit congres staat juist de culturele dimensie en de relatie tussen migratie en identiteitsvorming in de moderne tijd (ca. 1780-1940) centraal.

Een divers gezelschap van sprekers zal ingaan op de ervaringen van de migranten zelf, maar ook van de samenleving die de migranten ontvangt of juist ziet vertrekken. Was migratie evenzeer bepalend voor identiteitsvorming als tegenwoordig of zijn de verhalen van en over migranten juist heel anders dan nu?

Programma

10:10-10:15
Welkom voorzitter
10:15-10:45
‘Immigratie, integratie en identiteit in Nederland: ups en downs c. 1780-1940’

Jan Lucassen
11:45-11:00
Koffie
11:00-11:30
‘Migratie, belonging en beleid in de Zuidelijke Nederlanden: België, c. 1780-1914’

Anne Winter
11:30-12:00
‘Duitse gastvrijheid in Leiden. Werk, leven en integratie van twee Duits-Lutherse herbergiersfamilies in het Heerenlogement aan de Burcht (c. 1750-1820)’

Vincent van Zuilen
12:00-13:00
Lunchpauze
13:00-13:30
‘J.J. Eeckhout, een Belgische schilder in Den Haag (1831-1844)’

Anna Rademakers
13:30-14:00
‘Trans-Atlantisch verbonden. Communicatie via prentbriefkaarten tussen landverhuizers in Amerika en achterblijvers in Europa, c. 1900-1940’

Marie-Charlotte Le Bailly
14:00-14:30
Koffie en thee
14:30-15:00
‘Duitse vluchtelingen in Nederland. Wijzigingen in het beleid van de Nederlandse regering in de periode 1914 tot 1951’

Angela Boone
15:00-15:30
‘Migranten rond het Achterhuis van Anne Frank’

Gertjan Broek
15:30-16:00
‘Fenix: de plek waar landverhuizers een gezicht krijgen’

Wim Pijbes
16:00-17:00
Slotconversatie
17:00-18:00
Borrel

Aanmelden

Kosten voor de dag: €25 (studenten en promovendi €15) inclusief lunch. Let op: ter plekke gepast contant te betalen. Opgeven s.v.p. vóór 7 december 2018 bij de secretaris van de werkgroep Marjet Brolsma: M.Brolsma@uva.nl.

Migratie en identiteit

Call for Papers Jaarcongres 2018: ‘Migratie en identiteit’

Migratie en identiteit

Migratie is een van de meest besproken thema’s op dit moment. Door velen in het publieke debat wordt de migratiesamenleving gezien als een nieuw fenomeen en een breuk met de voorgaande eeuwen. Tegelijkertijd wordt het beeld van Nederland als een van oudsher gastvrij land nog steeds gehuldigd. In dit congres onderzoeken we de betekenis van migratie voor de negentiende en vroeg twintigste eeuw.
Veel historisch onderzoek naar migratie wordt gedaan door sociale en economische historici. De aandacht gaat hierbij meestal uit naar structurele processen en veranderingen. Op dit congres willen we vooral aandacht besteden aan de culturele dimensie en de relatie tussen migratie en identiteitsvorming in de moderne tijd (ca. 1780-1940). Centraal staan de ervaringen van de migranten zelf, maar ook van de samenleving die de migranten ontvangt of juist ziet vertrekken. Was migratie evenzeer bepalend voor identiteitsvorming als tegenwoordig of zijn de verhalen van en over migranten juist heel anders dan nu? In hoeverre werd er bijvoorbeeld gesproken over een ‘multicultureel drama’ in de moderne tijd? Welke bijdragen leverden migranten aan de vorming van de Nederlandse en Belgische nationale identiteit? Welke rol speelt de vluchtelingenproblematiek in de negentiende en vroege twintigste eeuw? En welke historische bronnen hebben we tot onze beschikking om deze verhalen te reconstrueren?

Subthema’s

  • Migratie en nationale identiteit
  • Ervaringen & egodocumenten migranten
  • Ballingschap en asiel
  • Migratie en percepties van (nationale) veiligheid
  • Opvang van migranten
  • Maatschappelijke debat
  • Culturele beeldvorming over migratie
  • Bijdragen van geïmmigreerde kunstenaars en schrijvers aan de nationale identiteit
  • Juridische status migranten en vluchtelingen
  • Religie, kerk en migratie

Wij nodigen sprekers uit voor een lezing van 20 minuten, te houden op ons congres van vrijdag 14 december 2018 in Amsterdam.

Abstracts van max. 150 woorden kunnen worden ingeleverd tot 15 juni as. bij de secretaris van de werkgroep Matthijs Lok: M.M.Lok@uva.nl.

De indieners krijgen voor 1 augustus bericht van het bestuur van de werkgroep de Moderne Tijd.

De Moderne Tijd 2019, nr. 3: Migratie en identiteit

De Moderne Tijd 3 (2019) 3: ‘Migratie en identiteit’

Anna RademakersJacobus Josephus Eeckhout. Wederwaardigheden van een Belgische schilder in Den Haag (1831-1844) 190-210

Abstract (EN)
Jacobus Josephus Eeckhout. A Belgian painter’s times in The Hague (1831-1844).In 1831, shortly after the outbreak of the Belgian Revolution, the Belgian painter Jacob Joseph Eeckhout moved from Brussels to The Hague. As a supporter of King Willem I, he no longer felt at ease in his homeland. Eeckhout remained in the Netherlands until 1843 and played an important role in the cultural life of The Hague. This article analyzes the The Hague episode in Eeckhout’s life in the light of the political developments of that time. To what extent did notions of nationality and national identity play a role in his artistic views and career?
Gertjan BroekEmigranten rond het Achterhuis van Anne Frank 211-226

Abstract (EN)
Migrants around Anne Frank’s Achterhuis.The story of Anne Frank, her family and her companions, hiding from persecution by the Nazi regime, is a well-known and – at a first glance – very Dutch one. The main divide between those in hiding and their helpers was that between being Jewish and being non-Jewish, which in those precarious times was of course the essential ‘divide’ imposed on the people of occupied Europe. But a closer look at the group of people around Anne seen from the perspective of migration and (national) identity produces different dividing lines and insights. Their life stories, converging in that one Amsterdam warehouse, reflect many aspects of early twentieth-century European history.
Caroline DrieënhuizenLeven(s) met objecten. De Europese elite van koloniaal Indonesië, haar verzamelingen en identificatie rond 1900 227-248

Abstract (EN)
Living with objects. The European elite of colonial Indonesia, its collections and identification around
1900.
Many upper-class migrants from, and to, Dutch colonial Indonesia – often travelling back and forth – collected objects. By analysing the practice of collecting and the meaning these people ascribed to those artefacts, I will provide insight into the way personal, and eventually even collective, identities were formed. The manner in which objects were collected and displayed not only reflected the self-image of their owners in colonial and Dutch society, but may also have been active influences in those processes of (self)identification. The collection of objects, and the meaning ascribed to them, reflected the unequal power relations within colonial society, and simultaneously, was possible a strategy for marginalised people (such as European women) to liberate themselves from social inequality.
Marguérite Corporaal en Tom Sintobin‘Gemeen Volk’. Zigeuners in Europese streekliteratuur 249-285

Abstract (EN)
‘Common People’. Gypsies in European regional fiction.Regional fiction is a genre in which the tension between local and national cultures tends to play an important role. This article explores the representation of a category of characters that seems to escape that binary opposition: gipsies. More specifically, it analyzes six case studies from regional literature produced in Ireland and the Low Countries to find out whether we can speak of a transnational trope. Although the representation of gipsies in the case studies are different in several respects, there are also striking similarities. The most important one is that the gipsies are not just mere outsiders posing a threat to the regional community. Rather, paradoxically, they constitute a model for that local community regarding the preservation and regeneration of its own cultural values.
Boekzaal der geleerde wereld 286-296

  • Eveline Koolhaas-Grosfeld en Marij Leenders, Tussen politiek en publiek. Politieke prenten uit een opstandige tijd 1880-1919. Schiedam: Scriptum, 2019. (Paul Reef)
  • Fleur de Beaufort en Patrick van Schie, De liberale strijd voor vrouwenkiesrecht. Amsterdam: Boom, 2019. Mineke Bosch, Strijd! De vrouwenkiesrechtbeweging in Nederland, 1882-1922. Hilversum: Verloren, 2019. (Ulla Jansz)
  • Martin P. Weiss, Showcasing science. A history of Teylers Museum in the nineteenth century. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2019. (Lieske Tibbe)