Call for proposals
Graag ontvangt themagroep SCARAB (Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit) voorstellen voor boekhoofdstukken over de ‘branding’ (het tot een merk maken) van Nederlandse auteurs en in het Nederlands vertaalde auteurs, in heden en verleden, binnen en buiten Nederland. Doel is om te komen tot een boekuitgave in de (Engelstalige) peer-reviewed reeks Radboud Studies in Humanities, uitgegeven door Brill.
Onder branding verstaat SCARAB het interactieve proces waarbij auteurs, uitgevers en publiek gezamenlijk, in de loop van de tijd, een ‘merk maken’ van een schrijver, een oeuvre, een werk of een genre. In het geplande boek onderzoeken we alle fases van dit proces in heden en verleden, en hebben we speciale aandacht voor de dynamiek tussen de drie participanten (auteur, uitgever, publiek). Ook de vraag naar al dan niet aanwijsbare intentionaliteit van het hele proces heeft onze belangstelling. Vaak is de uitgever de initiator van het brandingsproces, is de auteur degene van wie een brand wordt gemaakt, en is het publiek de doelgroep die geacht wordt gevoelig te zijn voor branding, maar deze rollen zijn niet stabiel. Ze kunnen in de loop van het proces op allerlei manieren en om allerlei redenen wisselen en verschuiven. Ook deze omslagen in vorm en agency van het brandingsproces hebben onze aandacht.
We gaan uit van een indeling in vier tijdsperiodes: de 18e eeuw en eerder, de 19e eeuw, de 20e eeuw en de 21e eeuw, en richten ons op drie typen casussen:
- Nederlandse auteurs, oeuvres of werken die gebrand worden (of werden) binnen Nederland;
- Nederlandse auteurs, oeuvres of werken die gebrand worden (of werden) buiten Nederland;
- Vertaalde auteurs, oeuvres of werken uit alle taalgebieden die in Nederland gebrand worden (of werden).
Het is de bedoeling het brandingsproces per hoofdstuk casusgewijs te onderzoeken vanuit een geëxpliciteerd theoretisch perspectief, aan de hand van (één van) de volgende drie begrippenparen:
We gaan ervan uit dat auteurs (bewust en onbewust) een bepaald beeld van zichzelf en hun werk of oeuvre scheppen en dat dit beeld soms wel, soms niet in lijn is met het imago van auteur en oeuvre dat leeft bij het publiek, in de media en in het veld. Ook uitgeverijen geven het beeld van hun eigen bedrijf en van het werk van hun auteurs zorgvuldig vorm. Om de complexe verhouding tussen imago en zelfbeeld te onderzoeken, zou gebruik kunnen worden gemaakt van bijvoorbeeld beeldvormingstheorie en theorieën over auteursrepresentatie, self-fashioning en posture.
Zowel auteur als uitgever hebben belang bij het branden van schrijvers en oeuvres. Er valt economische winst mee te behalen (via het verleiden van consumenten tot een aankoop), maar ook symbolische (via de reputatie die door middel van branding gevestigd en versterkt wordt, of juist veranderd of gekenterd). Het publiek heeft vervolgens de macht om economische en symbolische waarde wel of niet toe te kennen. De economische kant van de zaak kan wellicht o.a. via marketingtheorieën en (met name voor de vroegmoderne periode) boekwetenschap worden belicht; de symbolische wellicht via waardetheorieën als die van Boltanski en Thévenot (1991) of Karpic (2010) of de veldtheorie van Pierre Bourdieu.
Auteurs kunnen de brand die van hun werk wordt gemaakt omarmen of versterken, of zich er passief bij neerleggen. Maar ze kunnen zich er ook tegen afzetten, hun brand proberen te ondermijnen, aan te passen of om te gooien. Ze kunnen samenwerken met andere participanten in het brandingsproces (uitgever en publiek), maar ook dwars liggen of in verzet gaan. Ook het publiek heeft macht: het kan een brand geloofwaardig vinden en serieus nemen, of ongeloofwaardig en ‘gezocht’. Deze processen laten zich wellicht onderzoeken met behulp van invalshoeken gericht op de relaties tussen kunstenaars en andere deelnemers aan het culturele leven, zoals het kunstwereld-perspectief van Howard Becker (1982).
Proposals van max. 350 woorden kunnen vóór 10 mei 2017 worden gezonden naar scarab@let.ru.nl.