Boekrecensie: Organizing Democracy. Reflections on the Rise of Political Organization in the Nineteenth Century

Henk te Velde en Maartje Janse, red.

Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2017. 295 p.
ISBN 978 3 319 50019 5
€108,99

De artikelenbundel Organizing Democracy is het product van een driedaagse conferentie gehouden in 2014. Deze was onderdeel van het door Henk te Velde en Maartje Janse geleide NWO-onderzoeksproject The Promise of Organization. De bundel beoogt een geschiedenis te geven van negentiende-eeuwse politieke organisatievormen die niet enkel politieke partijen, maar ook volksvergaderingen, pressiegroepen en clubs omvat. De geschiedenis van politieke organisaties is immers niet die van de lineaire ontwikkeling van de politieke partij – ook al heeft oudere historiografie dit vaak gelijkgesteld – maar één van experiment en innovatie met velerlei organisatievormen. Dit experiment was vaak omstreden en de uitkomst was ongewis, maar de deelnemers eraan wilden – zo stellen Janse en Te Velde in de inleiding – allen ‘de democratie organiseren’. Organizing Democracy is een verzameling case studies uit verschillende landen hiernaar, waarbij niet de mogelijke verschillen tussen nationale trajecten, maar juist de overeenkomende ervaringen van negentiende-eeuwse organisatoren in de Verenigde Staten en West-Europa centraal staan.

De inleiding onderscheidt drie organisatietypes – de volksvergadering, de single-issue pressiegroep en de politieke partij – die voor tijdgenoten echter niet zo netjes onderscheiden waren. Gita Deneckere en Geerten Waling tonen in hun bijdrages hoe zowel Vlaamse arbeiders en middenklasse-radicalen in de jaren 1830, als Parijse en Berlijnse revolutionairen in 1848 experimenteerden met hybride vormen van volksvergaderingen, demonstraties en clubs. Reeve Huston beschrijft in een fascinerend artikel de openbare volksvergaderingen die in de VS in de jaren 1816-1828 gehouden werden over tal van economische beleidsonderwerpen. Dat petitioneren een zelfstandig politiek actiemiddel was dat in Groot-Brittannië in de vroege negentiende eeuw massale en georganiseerde vorm aannam, laat Henry Miller zien. Janse toont hoe succesvolle negentiende-eeuwse combinaties van deze actie- en organisatievormen als de Irish Catholic Association in de perceptie van tijdgenoten als ‘machine’ opereerden.

De tweede helft van de bundel is toch vooral aan de politieke partij gewijd. Nicolas Rousselier betoogt in een bijdrage die ietwat als overzichtsartikel aandoet waarom politieke partijen in Frankrijk minder voet aan de grond kregen dan elders. De Duitse liberaal-nationalistische Nationalverein was een hybride van pressiegroep en lokale civil society-organisaties die volgens Andreas Biefang in de jaren 1860 trekken van een politieke partij kreeg. Anne Heyer vergelijkt retoriek en praktijk van ledenparticipatie van de Britse National Liberal Federation en de Duitse Sozialdemokratische Arbeiterpartei, beiden de eerste massapartijen in hun land. Robert Allen verricht een interessante studie op microniveau naar de radicale netwerken en organisatoren die in New York in de jaren 1880 juist náást de twee grote politieke partijen opereerden. Hanneke Hoekstra levert de enige bijdrage die primair over de rol van vrouwen in het negentiende-eeuwse politieke bedrijf gaat, met een artikel over de political hostess (de organisatrice van politieke diners en salons) in Groot-Brittannië. Te Velde sluit af met een ideeënhistorische analyse van de invloedrijke studies naar politieke massapartijen rond 1900 van onder meer Mosei Ostrogorski en Max Weber.

De transnationale opzet van de bundel, waarin ervaringen in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en continentaal West-Europa meegenomen worden, is sterk. Dat geldt ook voor de lange termijn die de bundel bestrijkt, en de nadruk op de veelvormigheid van politieke organisatie. Een bundelconclusie mist echter. Dat is jammer, want het was interessant geweest te lezen welke casusoverstijgende conclusies de auteurs trekken uit de door hen geconstateerde overeenkomende ervaringen. En ook al is het niet de insteek van de bundel, ook een reflectie op mogelijke verschillen was interessant geweest. Tegelijk lijkt – ondanks de bedoeling van de bundel te breken met een lineair vooruitgangsperspectief – de overeenkomende ervaring van participanten veelal die van ontdekking, participatie en democratisch agentschap te zijn. Dat sommige politieke en maatschappelijke organisaties in de negentiende eeuw ook een remmend effect op democratisering en politisering gehad zouden kunnen hebben (denk aan monarchistische politieke clubs, elitaire kiesverenigingen, en herensociëteiten zoals onder meer bestudeerd door Jan Hein Furnée) blijft zo buiten beeld.

De keuze voor de negentiende eeuw is tenslotte helder – dit was de eeuw waarin politieke organisaties een schaalvergroting ondergingen, langzaamaan geaccepteerd raakten en uiteindelijk als onderdeel van het politieke domein werden geconceptualiseerd – maar toch wordt de (revolutionaire) late achttiende eeuw door haar enkel terugblikkend te behandelen mijns inziens wat tekortgedaan. Juist Britse radicalen, Amerikaanse en Franse revolutionairen, en Nederlandse Patriotten en Bataven experimenteerden met combinaties van volksvergaderingen, petitionnementsacties en politieke clubs, waar in de negentiende eeuw op voortgebouwd kon worden. Organizing Democracy is desalniettemin een belangrijke en veelzijdige bijdrage aan de studie naar politieke organisaties in de negentiende eeuw, die terecht benadrukt dat de ontwikkeling hiervan zoveel meer omvatte dan het streven naar politieke partijvorming.

Adriejan van Veen, universitair docent Politieke Geschiedenis, Radboud Universiteit Nijmegen
De Negentiende Eeuw 2010, nr. 4

De Negentiende Eeuw 34 (2010) 4: Liberalisme

Christoph De SpiegeleerTussen banketten en begrafenissen. De radicaal-liberale burgerlijke cultuur rond Charles Potvin in Brussel tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw 289-308

Abstract (EN)
Between Banquets and Funerals. The Liberal Political and Organizational Culture around Charles Potvin in Brussels during the Years, 1850-1900.There are some serious gaps in our knowledge of the nineteenth-century Belgian liberal organizational culture. Through the writer-journalist Charles Potvin we have mapped an important part of the political culture of progressive liberalism in Brussels which led us to unforeseen networks, meeting rooms and pressure groups, uninstitutionalized politics and informal contacts. Middle-class progressive citizens, often journalists, lawyers or professors at the Free University of Brussels, gathered in interest groups like the ‘Libre Pensée’ and the ‘Ligue de l’Enseignement’. They joined such groups because of their militant anticlericalism and their disapproval of the far less radical liberal government. They voiced their criticisms and commitments in various newspapers and periodicals. Discussions were continued in Masonic lodges, among which ‘Les Amis Philanthropes’ was particularly popular. The progressive liberals came together at banquets to honour important political and literary figures, while civic funerals were used to commemorate the deceased and to show the group’s opposition to the government’s policies. This ‘bourgeois civil society’ played a role in a number of important emancipatory movements.
Liesbet WinkelmolenDe Ommelander. Een ultraliberale stem uit Groningen 309-323

Abstract (EN)
De Ommelander. An Ultra-Liberal Voice from Groningen.In 1830-31 the southern parts of the Kingdom of the Netherlands fought for their independence, which would lead to the secession of Belgium. This revolution evoked nationalistic feelings in the north, and as a result, liberal critics of the conservative, bureaucratic and centralistic rule of King Willem I restrained themselves. Cautious voices of opposition that had arisen now fell silent, and many oppositional periodicals stopped appearing. In the northern province of Groningen, however, the ultra-liberal periodical De Ommelander came out and raised its voice during the years 1831-34. De Ommelander put forward extreme opinions on polity: it argued for restrictions on the power of the King, for a constitution with ministerial responsibility, for reduction of bureaucracy, and for a new elective system. No wonder that the government in The Hague read De Ommelander closely and prosecuted the editors as soon as it found a reason to do so. This article outlines the opinions put forward in De Ommelander and places the periodical in the context of the province of Groningen. It is argued that these ideas were rooted in a society of emancipated farmers, seeking influence in provincial politics.
Rob van de Schoor‘Italië, schip zonder stuurman in de woedende golven, hoeveel ongelukkigen ballast hebt gij aan boord?’ Verbeelding en interpretatie van het Risorgimento in de negentiende-eeuwse Nederlandse letterkunde 324-341

Abstract (EN)
The Italian Risorgimento in nineteenth-century Dutch literature.A closer investigation of nineteenth-century (literary and journalistic) prose and poems about the Italian Risorgimento, as Lucy Riall and Marjan Schwegman point out, shows how Dutch writers were engaged in a process of orchestrating a new Italian identity by fashioning Giuseppe Garibaldi as a Romantic hero. Journalism and literature were closely entwined in the 1860s: narrative conventions were activated for telling the story of current political events and for understanding the motives of those involved. With its stress on Garibaldi’s revolutionary idealism and his boyish energy that did not exclude an almost feminine sensibility, the life-story of Italy’s liberator greatly appealed to educated women (writers) who were interested in politics.
Boekzaal der geleerde wereld 342-349

  • Eveline Koolhaas-Grosfeld, De ontdekking van de Nederlander in boeken en prenten rond 1800. Zutphen: Walburg Pers, 2010. (Michiel Jonker)
  • Robert Verhoogt, Art in Reproduction. Nineteenth-century prints after Lawrence Alma-Tadema, Jozef Israëls and Ary Scheffer. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2007. (Lieske Tibbe)
  • Anneke van Veen, De eerste foto’s van Amsterdam 1845-1875. Bussum: Toth/Amsterdam: Stadsarchief 2010. (Lieske Tibbe)
  • Vincent van Gogh. De brieven, red. Leo Jansen, Harm Luijten en Nienke Bakker, Amsterdam: Van Goghmuseum. Amsterdam University Press/ Den Haag: Huygensinstituut, 2009. (Lieske Tibbe)
  • Gekleurd grijs. Johannes Kneppelhout (1814-1885) en Gerard Bilders (1838-1865). Brieven en dagboek, red. Wiepke Loos. Zwolle: Waanders, 2009. (Eveline Koolhaas-Grosfeld)
  • Ingelies Vermeulen en Ton Pelkmans, Marie Bilders-van Bosse, 1837-1900. Een leven voor kunst en vriendschap, [Oosterbeek]: Uitgeverij Kontrast, 2008. (Lieske Tibbe)