Els Witte

Lezing Els Witte: Belgische vluchtelingen in Nederland (1830-1850)

Algemeen-Nederlands Verbond, zondag 28 mei, De Brakke Grond, Amsterdam, 15:30.

Dat de opstand in de 16e eeuw massa’s zuidelijken naar het noorden deed uitwijken en deze emigratie bijdroeg aan de ontwikkeling van de Gouden Eeuw, is algemeen bekend. De Belgische opstand van 1830 kende een dergelijke massale uittocht niet, maar dat wil niet zeggen dat er helemaal geen vlucht naar het noorden te bespeuren viel. Integendeel, in haar boek over het Belgisch orangisme Het verloren koninkrijk komen deze groepen (voor het eerst) duidelijk aan bod. De grootste groep betreft leden van de zuidelijke elite en van het overheidspersoneel die bij de rellen van eind augustus 1830, tijdens en na de Septembergevechten en na het anti-orangistische oproer van april 1831 bescherming zochten in het noorden. Niet alle officieren en onderofficieren opteerden voor het Belgische ‘leger’, maar verkozen in het Nederlandse leger te blijven. Zuidelijke activistische orangisten die de strijd tegen de Belgische regering en Leopold I aanbonden, gingen dan weer op de vlucht voor de repressie en werden eveneens in het noorden opgevangen. Industriëlen en handelaars ontvluchten de economische malaise die de revolutie in het zuiden veroorzaakte en vestigden zich in het noorden, meestal met de hulp van de Nederlandse regering.

Arbeidersgroepen volgden niet zelden. Zuidelijken die in 1839, bij de ondertekening van het Verdrag van de 24 Artikelen, voor de Nederlandse nationaliteit kozen, vormden dan weer een andere groep. Wie ze allemaal precies waren, waarom ze hun heil in het noorden zochten, hoe ze er opgevangen werden en hoe het hun verder verging, zullen we in deze lezing proberen aan te geven.

Els Witte is historica. Ze doceerde vanaf 1974 hedendaagse politieke geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel. Van 1994 tot 2000 was Els Witte rector van de VUB en sinds 1988 is ze lid van de Koninklijke Academie van België. Els Witte was de hoofdauteur van onder andere Politieke geschiedenis van België sinds 1830. In 2014 verscheen bij De Bezige Bij haar boek Het verloren koninkrijk. Het harde verzet van de Belgische orangisten tegen de revolutie 1828-1850.

Toegang € 10,- inclusief consumptie na afloop. Voor meer informatie zie http://www.anv.nl/agenda/belgische-vluchtelingen-nederland-1830-1850/.

Gothic Modernisms

Conferentie ‘Gothic Modernisms’

A two-day international conference discussing the legacies, histories and contested identities of European Gothic/early-modern visual cultures in (global) modernity, in particular in modernism and the avant-gardes. Rijksmuseum, 29 & 30 June, 2017.

Provisional Programme

DAY 1 – 29 JUNE 2017

9.00-9.30 Registration
9.30-9.40 Welcome – Taco Dibbits, Director of the Rijksmuseum
9.40-9.50 Opening words – Juliet Simpson
9.50-11.10 Panel 1: Gothic ‘Revivals’ – Politics and Poetry of Buildings, Play and Panic
Chair: Juliet Simpson (Coventry University)

  • Matthew Reeve (Queen’s University, Kingston/Royal Society of Antiquaries, London): ‘Politics of bodies, politics of buildings: from “play” to “panic” in the Gothic architecture of the long eighteenth century’
  • Jozefien Feynaerts (Ghent University): ‘Le choix du style: neo-Tudor prison gatehouses in 19th-century Belgium’
  • Ole Fischer (Utah University): ‘The birth of modernity from the spirit of Gothic? Henry van de Velde and the figure of the iron cathedral’
11.10-11.30 Coffee & tea
11.30-12.45 Panel 2: Belgian Gothic Modern Interiors/Uncanny Spaces
Chair: Jan-Dirk Baetens (Radboud University, Nijmegen)

  • Dominique Bauer (KU Leuven): ‘Enclosures, windows and mirrors. The Gothic interior in the work of Georges Rodenbach and Xavier Mellery’
  • Aude Campmas (University of Southampton): ‘Gothic passion and interiority in
    J.K. Huysmans’s St. Lydwine of Schiedam’
  • Claire Moran (Queen’s University, Belfast): ‘Moody Princesses at home in Maeterlinck, Rodenbach and Khnopff’
12.45-14.00 Lunch & visit to the Rijksmuseum collections
14.00-15.45 Panel 3: Gothic Alterities at the Fin-de-Siècle
Chair: Rachel Esner (University of Amsterdam)

  • Laura Morowitz (Wagner College, NY): ‘Alt-Deutsch and avant-garde: The prints of Joseph Sattler’
  • Stefan Huygebaert (Ghent University): ‘The image of Gothic law in (anti-)Modernist art’
  • Graça Correa (Lisbon University): ‘Landscapes of the Gothic uncanny in Symbolist theatre’
  • Marja Lahelma (University of Edinburgh/University of Helsinki): ‘Gothic elements in Nordic fin-de-siècle art’
15.45-16.05 Coffee & tea
16.05-17.00 Plenary and Q&A – Professor Elizabeth Emery (Montclair State University, NY)
Chair: Tessel M. Bauduin (University of Amsterdam)
17.00-18.00 Visit to the exhibition Small Wonders
Guided tours for conference guests by curators Ingmar Reesing (UvA) & Frits Scholten (Rijksmuseum)

DAY 2 – FRIDAY 30 JUNE 2017

9.00-9.20 Registration
9.20-9.30 Opening words – Tessel M. Bauduin
9.30-11.15 Panel 4: Gothic Modern Cathedrals ― Politics and Potencies of Buildings beyond the ‘Gothic’
Chair: Petra Brouwer (University of Amsterdam)

  • Maria Männig (Karlsruhe University of Design): ‘From Schlegel to Le Corbusier: Modern concepts in Hans Sedlmayr’s “Cathedral”’
  • J. Kirk Irwin (Birkbeck College, University of London): ‘Medieval and Modernist space’
  • Robert S. Nelson (Yale University): ‘Modernism and colonialism in the neo-Gothic of Southeast Asia’
  • Matthew Mullane (Princeton University): ‘The cathedral and the pagoda: Itō Chūta’s Gothic world’
11.15-11.45 Coffee & tea
11.45-13.15 Panel 5: Reimagining Gothic Nationalisms and Avant-Gardes
Chair: Jenny Reynaerts (Rijksmuseum)

  • Leena Elina Valkeapää (University of Jyväskylä): ‘Gothic Modern discovered: the process of the art historical expeditions in Finland, 1871–1902’
  • Stephanie Glaser (Ruhr-Universität Bochum): ‘The Gothic spirit: Cultural nationalisms on the eve of World War I’
  • Marjan Groot (Vrije Universiteit, Amsterdam): ‘Gothic Modernism and Expressionism in the 1920s in the Netherlands’
13.15-14.30 Lunch & visit to the Rijksmuseum collections
14.30-16.15 Panel 6: Contested German Gothic Identities: Legacies, Ideologies, Museums
Chair: Anna Maria von Bonsdorff (Ateneum Finnish National Gallery)

  • William Diebold (Reed College, Portland): ‘The Magdeburg and Bamberg Riders on display in modern Germany’
  • Gitta Ho (Deutsches Forum für Kunstgeschichte, Paris): ‘George Grosz and the art of Late Gothic’
  • Leonie Beiersdorf (Germanisches Nationalmuseum, Nuremberg): ‘Art history’s anthropological turn and its support of Gothic Modernisms’
16.15-16.45 Coffee & tea
16.45-17.30 Round table & closing remarks – Tessel M. Bauduin and Juliet Simpson
17.30 Close of conference
17.45 Drinks reception

For more information, see https://gothicmodernisms.wordpress.com/.
Registration on https://www.rijksmuseum.nl/nl/nu-in-het-museum/symposia/conference-gothic-modernisms.
Fee (125€; 40€ for students) includes access to the Rijksmuseum Collections on both days, a guided visit to the exhibition Small Wonders, coffee, tea, lunch, snacks and drinks. Questions and comments can be directed to dr. Tessel M. Bauduin, University of Amsterdam: t[dot]m[dot]bauduin[at]uva[dot]nl
This conference is part of a trilogy. For earlier events see ‘Visions of the North’.

CfP: ‘Cultural branding’ van Nederlandse literatuur

Call for proposals

Graag ontvangt themagroep SCARAB (Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit) voorstellen voor boekhoofdstukken over de ‘branding’ (het tot een merk maken) van Nederlandse auteurs en in het Nederlands vertaalde auteurs, in heden en verleden, binnen en buiten Nederland. Doel is om te komen tot een boekuitgave in de (Engelstalige) peer-reviewed reeks Radboud Studies in Humanities, uitgegeven door Brill.

Onder branding verstaat SCARAB het interactieve proces waarbij auteurs, uitgevers en publiek gezamenlijk, in de loop van de tijd, een ‘merk maken’ van een schrijver, een oeuvre, een werk of een genre. In het geplande boek onderzoeken we alle fases van dit proces in heden en verleden, en hebben we speciale aandacht voor de dynamiek tussen de drie participanten (auteur, uitgever, publiek). Ook de vraag naar al dan niet aanwijsbare intentionaliteit van het hele proces heeft onze belangstelling. Vaak is de uitgever de initiator van het brandingsproces, is de auteur degene van wie een brand wordt gemaakt, en is het publiek de doelgroep die geacht wordt gevoelig te zijn voor branding, maar deze rollen zijn niet stabiel. Ze kunnen in de loop van het proces op allerlei manieren en om allerlei redenen wisselen en verschuiven. Ook deze omslagen in vorm en agency van het brandingsproces hebben onze aandacht.

We gaan uit van een indeling in vier tijdsperiodes: de 18e eeuw en eerder, de 19e eeuw, de 20e eeuw en de 21e eeuw, en richten ons op drie typen casussen:

  • Nederlandse auteurs, oeuvres of werken die gebrand worden (of werden) binnen Nederland;
  • Nederlandse auteurs, oeuvres of werken die gebrand worden (of werden) buiten Nederland;
  • Vertaalde auteurs, oeuvres of werken uit alle taalgebieden die in Nederland gebrand worden (of werden).

Het is de bedoeling het brandingsproces per hoofdstuk casusgewijs te onderzoeken vanuit een geëxpliciteerd theoretisch perspectief, aan de hand van (één van) de volgende drie begrippenparen:

  • Imago versus zelfbeeld
    We gaan ervan uit dat auteurs (bewust en onbewust) een bepaald beeld van zichzelf en hun werk of oeuvre scheppen en dat dit beeld soms wel, soms niet in lijn is met het imago van auteur en oeuvre dat leeft bij het publiek, in de media en in het veld. Ook uitgeverijen geven het beeld van hun eigen bedrijf en van het werk van hun auteurs zorgvuldig vorm. Om de complexe verhouding tussen imago en zelfbeeld te onderzoeken, zou gebruik kunnen worden gemaakt van bijvoorbeeld beeldvormingstheorie en theorieën over auteursrepresentatie, self-fashioning en posture.
  • Economische versus symbolische belangen
    Zowel auteur als uitgever hebben belang bij het branden van schrijvers en oeuvres. Er valt economische winst mee te behalen (via het verleiden van consumenten tot een aankoop), maar ook symbolische (via de reputatie die door middel van branding gevestigd en versterkt wordt, of juist veranderd of gekenterd). Het publiek heeft vervolgens de macht om economische en symbolische waarde wel of niet toe te kennen. De economische kant van de zaak kan wellicht o.a. via marketingtheorieën en (met name voor de vroegmoderne periode) boekwetenschap worden belicht; de symbolische wellicht via waardetheorieën als die van Boltanski en Thévenot (1991) of Karpic (2010) of de veldtheorie van Pierre Bourdieu.
  • Verzet versus acceptatie
    Auteurs kunnen de brand die van hun werk wordt gemaakt omarmen of versterken, of zich er passief bij neerleggen. Maar ze kunnen zich er ook tegen afzetten, hun brand proberen te ondermijnen, aan te passen of om te gooien. Ze kunnen samenwerken met andere participanten in het brandingsproces (uitgever en publiek), maar ook dwars liggen of in verzet gaan. Ook het publiek heeft macht: het kan een brand geloofwaardig vinden en serieus nemen, of ongeloofwaardig en ‘gezocht’. Deze processen laten zich wellicht onderzoeken met behulp van invalshoeken gericht op de relaties tussen kunstenaars en andere deelnemers aan het culturele leven, zoals het kunstwereld-perspectief van Howard Becker (1982).
  • Proposals van max. 350 woorden kunnen vóór 10 mei 2017 worden gezonden naar scarab@let.ru.nl.

    Nieuwe staat, nieuwe burgers?

    KNHG Voorjaarscongres ‘Nieuwe staat, nieuwe burgers?’

    Nieuwe staat, nieuwe burgers? Burgerschap in de Lage Landen, 1750-1850

    KNHG Voorjaarscongres, 12 mei 2017

    De decennia aan weerszijden van 1800 vormen in de geschiedenis van Nederland en België een periode van grote politiek-maatschappelijke transformaties. Het historisch onderzoek richt zich doorgaans vooral op die veranderingen, zeker wanneer het gaat over het thema burgerschap. Zo wordt algemeen aangenomen dat rond 1800 de transitie plaatsvond van stadsburgerschap naar staatsburgerschap.
    Het congres ‘Nieuwe staat, nieuwe burgers?’ richt zich juist op wat er niet veranderde, op de continuïteit in burgerschapspraktijken. Bleven er in de negentiende eeuw niet ook oudere, lokale en regionale vormen van burgerschap bestaan, en omgekeerd, was burgerschap in de achttiende eeuw wel altijd zo lokaal gericht?

    De sprekers doen allen onderzoek naar continuïteiten in burgerschapspraktijken en kijken daarbij speciaal voor dit congres zowel naar het Noorden als naar het Zuiden. Blijken burgerinitiatieven bestand tegen staatsomwentelingen, economische malaise en de veranderende betekenis van politiek-juridisch burgerschap?

    Dit KNHG voorjaarscongres wordt georganiseerd in samenwerking met de projectgroepen ‘The persistence of civic identities in the Netherlands, 1747-1848’ (Leiden) en ‘Managing the crisis? The resilience of local networks and institutions within the Low Countries during the Napoleonic Period’ (Huygens ING / Antwerpen).

    Toegangsprijs (inclusief koffie/thee, lunch en borrel): leden en studentleden KNHG € 10 / € 5; niet leden en studenten € 15 / € 7,50.
    Locatie: VOC-zaal, Bushuis, Kloveniersburgwal 48, Amsterdam. Aanmelden vóór 6 mei via: info@knhg.nl.

    Congres 2017: Mens en dier

    Congres De Moderne Tijd 2017: ‘Mens en Dier’

    Call for papers

    Congres De Moderne Tijd 2017
    Mens en dier. De omgang met dieren in de Lage Landen (1780-1940)

    Amsterdam, 15 december 2017

    In 1838 werd in Amsterdam de diergaarde Natura Artis Magistra (Artis) opgericht, een initiatief van burgers en wetenschappers. Dierentuinen waren op zich geen nieuw verschijnsel, zo was de menagerie van Willem III bij Voorburg vermaard, die aan het einde van de 18de eeuw materiaal bood voor de vogelstudies van kunstenaar Aart Schouman en de natuurwetenschapper Aarnout Vosmaer. Voor het grote publiek was er de menagerie van de Amsterdamse ‘Blaauw Jan van Aken’ (ca. 1750) of het rondtrekkende ‘beestenspel’ van Antoine Alpy, dat in 1808 door Lodewijk Napoleon werd opgekocht voor een eigen dierentuin. Deze kwam na omzwervingen – met wat er nog van de dieren over was – in de Hortus Botanicus van Amsterdam terecht. De schilders Pieter Gerardus van Os, Wouter van Troostwijk en Jean Bernard trokken enthousiast naar de hortus om voor het eerst leeuwen te zien en te tekenen.

    Dieren vormden een bron van vermaak, van verwondering en materiaal voor de wetenschap. In dierentuinen betrof het vooral exotische dieren, maar de dagelijkse omgang met huisdieren en vee is niet minder interessant. Wanneer veranderde de waak- en jachthond in een trouwe viervoeter, de muizenjagende kat in een knuffeldier? Is er een relatie te leggen met de huiselijkheidscultuur van de 19de eeuw?

    In 1877 werd de Nederlandse Vereniging tot bescherming van dieren opgericht. Vanaf toen kregen sommige bedreigde dieren wettelijk een beschermde status. Inmiddels hebben alle Nederlandse dieren zelfs een politieke partij die hun belangen behartigt. Hoe sterk was de stem van Belgische dieren? En bestaat er een relatie tussen de dierenbescherming en dierecologie en de in diezelfde tijd opkomende natuurbescherming?

    Kortom, de interdisciplinaire werkgroep De Moderne Tijd (voorheen De Negentiende Eeuw) is op zoek naar verhalen over de veranderende omgang van mens en dier van ca. 1780 tot 1940.

    Suggesties voor onderwerpen:

    • Presentatie en representatie: het verzamelen en tonen van levende en/of dode dieren
    • Hond en kat: de geboorte van het huisdier
    • Dieren verbeeld in de beeldende kunst en in de (wetenschappelijke) illustratie
    • Carnival des animaux: het dier in de muziek
    • Het dier als politiek symbool of metafoor
    • De ontwikkeling van de zoölogie
    • De ontdekking van een dierecologie
    • Dieren voor voedsel en gebruik
    • Het beschermde dier
    • Dieren en vermaak
    • De verbeelding van dieren in proza en poëzie

    Wij nodigen sprekers uit voor een lezing van 20 minuten, te houden op ons congres van 15 december 2017 in Amsterdam.
    Abstracts van max. 150 woorden kunnen worden ingeleverd tot 15 juni bij de secretaris van de werkgroep Matthijs Lok: M.M.Lok@uva.nl.
    De indieners krijgen 1 augustus bericht van het bestuur van de werkgroep De Moderne Tijd.

    ESNA: Food, glorious food

    ESNA Conference 2017: Food, Glorious Food

    Food, glorious food: food at the heart of nineteenth-century art

    Antwerp, Museum Aan de Stroom (MAS), 8-9 June 2017

    Organized by ESNA (European Society for Nineteenth-Century Art) and MAS Antwerp, in conjunction with the exhibition ‘Antwerp à la carte’.

    This year’s two-day international ESNA conference intends to study the various and complex relations between food, the experience of eating, and nineteenth-century art. Although food has always been a subject in the arts, the modes of production, distribution and consumption of nourishment changed radically during the course of the nineteenth century. Food decisively entered the public sphere and consciousness in cities where new sites of consumption in the form of mouth-watering food shops and restaurants emerged. At the same time food became a marker of national identity, of gender identity, of ‘taste’, of affluence, and of social and economic status.

    Modern phenomena such as industrialization, liberalization of the market, urbanization, rise of the middle class, issues of nationality and gender, leisure time and economic upheaval affected the gastronomic field as well as the depiction of it in the visual arts. A new fascination for food emerged and was reflected in the entire panoply of the artistic field, ranging from recipes, food literature, decorative arts and interior design to works of art and art criticism.

    See the conference website for more details.

    Vacature UGent: ‘Dutch Political Songs’

    De vakgroep Letterkunde van de Universiteit Gent heeft voor 48 maanden een voltijdse betrekking vacant voor een promovendus. De aanwerving vindt plaats in het kader van een vierjarig onderzoeksproject op het terrein van de historische letterkunde en muziekwetenschap, gefinancierd door het Bijzonder Onderzoekfonds (BOF) van de Universiteit Gent, met als titel: ‘Singing Communities: Dutch Political Songs and the Performance of National Identity (1775-1825)’.

    De promovendus zal binnen dit project onderzoek doen naar de gemeenschapsvormende werking van het politieke lied in de Noordelijke Nederlanden omstreeks 1800. Het politieke lied werd in die periode een belangrijke functie toegedicht in het versterken van een nationale identiteit. Singing Communities onderzoekt die identiteit aan de hand van Nederlandse liederen uit de periode 1775-1825. Het richt zich met name op de mogelijke spanningen tussen het gewenste gemeenschapsvormende effect van de liederen op de zangers en de harde politieke realiteit van verdeeldheid en crisis. De volledige projectomschrijving is op te vragen bij Kornee van der Haven (Cornelis.vanderHaven@UGent.be).

    Het bronnenmateriaal bestaat uit de liederen zelf, maar ook uit achtergrondmateriaal dat inzicht biedt in hoe het corpus gefunctioneerd heeft in een sociale context van bijvoorbeeld het gemeenschappelijk zingen van de liederen. Behalve de teksten van de liederen zal ook hun muziek bestudeerd worden. De promovendus moet daarom in staat zijn om een lied zowel tekstueel als muzikaal diepgaand te analyseren. Een achtergrond in de muziekwetenschap en/of de (Nederlandse) literatuurwetenschap is daarbij gewenst. Bij een muzikale achtergrond is een affiniteit met tekstanalyse een belangrijke voorwaarde, en omgekeerd vragen wij van een letterkundige kandidaat voldoende ervaring met en interesse voor de werking van muziek. De begeleiding van het project zal uitgevoerd worden door een promotor met een literatuurwetenschappelijke achtergrond (Kornee van der Haven, Universiteit Gent) en een promotor op het terrein van de muziekwetenschap (Isabella van Elferen, Kingston University London).

    De kandidaturen, met motivatiebrief, een voorstel voor een ‘plan van aanpak’ en een Curriculum Vitae, dienen ten laatste op 15 mei ingediend te worden. Voor meer informatie, zie de vacaturepagina van de Universiteit Gent.

    Conferentie Teylers Museum, 20-22 april

    Museums and the (loss of) the encyclopedic ideal:
    An international conference about art, science, religion, aesthetics and visual cultures in museums

    On April 20, 21 and 22 of this year, Teyler’s Museum in Haarlem is hosting a two-day conference about museums and the loss of the encyclopedic ideal in the 19th and 20th centuries, taking its venue, a well-preserved 18th century museum as our point of reference.

    About the conference

    The conference will deal with the question of how the relationship between science and religion, between the visual cultures of art and science, and between religion, ethics and aesthetics has changed over the course of the 19th and 20th centuries, and how this affected each of these categories? How did such categories as ‘science’, ‘art’ and ‘the public’ emerge in this process? How did the universal scientist give way to the modern expert? How did research and pedagogy get disentangled?
    What meanings were attached to the word ‘museum’ and how did these change over time? To what extent can we speak of the creation of clear
    and meaningful boundaries in this process of differentiation and to what extent is the change merely cosmetic? And last but not least: do we witness a fading of such boundaries again today?

    Conference fee

    The regular fee for the conference is €50. Students can apply for a free ticket by sending an e-mail to Gerda Doorlag (gdoorlag@teylersmuseum.nl) with a copy of their student card.

    Registration

    You may register for the conference at http://bit.ly/Teylers2017 (short URL)

    More information

    Information and updates posted on the website of Teyler’s Museum: www.teylersmuseum.nl (short URL: http://bit.ly/Teylers2017).
    You may address any questions to Ilja Nieuwland at Teyler’s Museum:
    inieuwland@teylersmuseum.nl; tel. +31 623407807.

    Sponsors

    The conference ‘Museums and (the loss of) the encyclopedic ideal, 1785-2016’ takes place with the financial support of The Royal Netherlands Academy of Sciences, Teyler’s Museum, Teylers Stichting and the Louise Thijssen-Schoute Foundation.

    De Negentiende Eeuw wordt De Moderne Tijd

    Vanaf 2017 gaan de Werkgroep en het Tijdschrift ‘De Negentiende Eeuw’ verder in een nieuwe vorm en gericht op de bredere periode, onder de titel ‘De Moderne Tijd. De Lage Landen, 1780-1940’.

    In de afgelopen jaren heeft De Negentiende Eeuw zich ontwikkeld tot een solide platform waarop het interdisciplinaire academisch onderzoek naar de Nederlandse en Belgische geschiedenis en cultuur in ruime zin (geschiedenis, beeldende kunst, architectuur, literatuur, muziek) zich heeft kunnen manifesteren.

    Niettemin leefde er bij de redactie al langere tijd de wens om het tijdschrift nog aantrekkelijker te maken, zowel voor lezers als voor potentiële auteurs. Allereerst wilden wij de periode waarop het tijdschrift zich richt graag verruimen, zowel naar voren als naar achteren in de tijd – niet voor niets wordt er vaak gesproken van ‘de lange negentiende eeuw’. Door de scope te verbreden van het einde van de achttiende eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog, is het mogelijk langere lijnen in de geschiedenis te trekken en zo op een overtuigende wijze ontwikkeling en continuïteit te laten zien. Daarmee kan de relevantie van het verleden dat inmiddels zeker één of twee eeuwen achter ons ligt sterker in het licht gezet worden. Hierbij kwam dat er nog geen interdisciplinair tijdschrift bestond, gericht op de periode van het interbellum in de Lage Landen, terwijl er juist veel fascinerend onderzoek naar die periode wordt gedaan.

    Ook bestonden er wensen van meer esthetische aard. Wij wilden onze lezers graag een tijdschrift aanbieden met een aantrekkelijker uiterlijk en vooral voorzien van afbeeldingen in kleur. Met name voor kunsthistorische bijdragen maakt kleur ons tijdschrift veel aantrekkelijker, zowel om het te lezen als om erin te publiceren.

    Dit alles heeft geleid tot het besluit van het bestuur en de redactie om vanaf jaargang 2017 het tijdschrift in een nieuwe vorm aan te bieden, gericht op de bredere periode van 1780 tot 1940. In dat verband hebben het tijdschrift en de Werkgroep een andere naam gekregen, te weten: De Moderne Tijd. De Lage Landen, 1780-1940. De naam De Moderne Tijd is gekozen als tegenhanger van de voorafgaande historische periode, die doorgaans als de ‘vroegmoderne tijd’ wordt aangeduid. Onze leden ontvangen voortaan een nog levenskrachtiger tijdschrift waarin het onderzoek naar de kunst, cultuur en geschiedenis van de Lage Landen in de moderne tijd – waarvan de negentiende eeuw prominent deel uitmaakt – zich breed zal kunnen ontvouwen.

    Jan Frederik Helmers. Prent Willem van Senus naar schilderij van Jacob Smies. Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-1906-1086.

    Jan Frederik Helmers 250 jaar!

    Op 7 maart aanstaande zal in de Derde Helmersstraat het paneel van Jan Frederik Helmers worden onthuld.

    Op dinsdag 7 maart 2017 is het 250 jaar geleden dat de Amsterdamse dichter Jan Frederik Helmers werd geboren. Drie Helmersstraten telt Amsterdam maar liefst en daarmee is hij de enige Nederlandse dichter die deze eer is gegund. Hij stond bekend als verzetsdichter, die het regime van Napoleon Bonaparte bekritiseerde.

    De zichtbaarheid van Helmers, naast talloze andere personen, is nog verder toegenomen dankzij het door fotograaf Paul Fennis geïnitieerde project Geef Straten een Gezicht, waarbij panelen met het portret van de personen naar wie de straten zijn vernoemd aan de gevels komen te hangen. Inmiddels hangen er méér dan honderd van deze panelen in de stad.

    De onthulling zal worden bijgewoond door de historisch letterkundige Lotte Jensen (Radboud Universiteit Nijmegen) en de neerlandicus Rinus van Hattum, die voor deze gelegenheid een bloemlezing uit Helmers’ werk samenstelden.

    Meer informatie is te vinden op: www.facebook.com/geefstrateneengezicht en www.zaakhaes.nl.