CfP – Oorlog op afstand: de Lage Landen tussen neutraliteit en betrokkenheid

Congres Werkgroep De Moderne Tijd
Amsterdam, vrijdag 9 december 2022
Deadline voorstellen: 1 juni 2022

Ary Scheffer, De overgeblevenen van het garnizoen van Mesolonghi op het moment dat de mijn waardoor ze zullen omkomen, aangestoken wordt (1826 – Dordrechts Museum)

De Russische inval in Oekraïne veroorzaakte begin dit jaar een schokgolf in Europa. Ook in Nederland en België riepen de beelden van gewonde burgers, gebombardeerde huizen en eindeloze rijen vluchtelingen ontzetting, angst en medeleven op. Wat volgde waren solidariteitsbetuigingen, liefdadigheidsacties, huizen opengesteld voor vluchtelingen. Een enkeling vertrok zelfs vrijwillig naar het front.

Ook in de negentiende eeuw en de eerste decennia van de twintigste eeuw waren er veel ‘oorlogen op afstand’ die Nederlanders en Belgen met grote belangstelling en betrokkenheid volgden: van de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog (1821-1829) tot de Krimoorlog (1853-1856) en van de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) tot de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Formeel gebeurde dit vanaf de zijlijn. Sinds de onafhankelijkheid van België in 1839 voerden beide landen immers een strikte neutraliteitspolitiek. De gedachte dat de Lage Landen een missie hadden als onpartijdige vredesbemiddelaars en voorvechters van het internationaal recht werd zelf bepalend voor hun nationale zelfbeeld. Dat er in de koloniën wél oorlogen werden gevoerd, deed overigens geen afbreuk aan deze gedachte – veel tijdgenoten beschouwden als ‘binnenlandse aangelegenheden’. Voor België kwam er een met de Eerste Wereldoorlog een abrupt einde aan de neutraliteit, voor Nederland duurde dit tot mei 1940.

Dat de regeringen van Nederland en België in de grote Europese conflicten geen partij kozen, betekende echter niet dat oorlogen op afstand de bevolking van beide landen onverschillig lieten. Integendeel, dit congres laat zien hoe formele afzijdigheid gepaard kon gaan met een sterke publieke betrokkenheid. Op welke manieren werd door diverse groepen aan dit engagement vorm gegeven? Wat waren de beweegredenen van burgers om zich in te zetten voor humanitaire hulp? Hoe beïnvloedde ‘de oorlog van anderen’ het publiek debat en hoe werd het verbeeld in de populaire cultuur? Door op deze vragen een antwoord te geven beoogt het programma niet alleen de veelzijdigheid en veranderlijkheid van de publieke betrokkenheid bij ‘oorlogen op afstand’ in kaart te brengen, maar tevens inzicht te krijgen in de rekbaarheid van het neutraliteitsbegrip in de Lage Landen.

Subthema’s die in de bijdragen mogelijk aan bod kunnen komen zijn:

  • De verbeelding van de oorlog op afstand in kunst en literatuur
  • Humanitaire hulp en opvang van vluchtelingen (Rode Kruis, opvang van Belgische vluchtelingen tijden de Eerste Wereldoorlog, liefdadigheidsacties)
  • Nederlanders in buitenlandse krijgsdienst en oorlogsvrijwilligers (Zouaven, Internationale Brigades Spaanse Burgeroorlog)
  • ‘De oorlog van anderen’ in de pers (propaganda, oorlogscorrespondentie)
  • Het spanningsveld tussen publieke partijdigheid en politieke afzijdigheid (Transvaalnationalisme, internationale boycots)
  • Economische en militaire reacties op ‘oorlogen op afstand’ (rantsoenering, mobilisatie)
  • Engagement van pacifisten en antimilitaristen
  • De angst voor oorlog in de pers en populaire cultuur (toekomstscenario’s, radio, film, fotografie)
  • De impact van oorlog op afstand op nationale zelfbeelden

Papervoorstellen over deze en andere binnen het congresthema passende onderwerpen zijn welkom. Belangstellenden kunnen een voorstel van max. 300 woorden en een (beknopte) biografische beschrijving indienen tot en met 1 juni 2022. In de tweede helft van juni wordt uitsluitsel gegeven over de selectie. Abstracts kunnen worden gezonden aan: Marjet Brolsma (m.brolsma@uva.nl)

Mondkapje

Jaarcongres gaat door, met maatregelen

Een mededeling over het Jaarcongres op 3 december van Marjet Brolsma, namens de Werkgroep De Moderne Tijd

We zijn verheugd u te melden dat, ook met de nieuwe coronamaatregelen, ons congres over ‘Veerkracht! Wegen uit de crisis, 1780-1940’ van vrijdag 3 december door kan gaan op locatie en zoals gepland kan plaatsvinden in de Doelenzaal van de Universiteitsbibliotheek van de UvA. Wel zijn we vanwege de nieuwe coronamaatregelen genoodzaakt om een aantal aanpassingen te maken. Zo zullen we u vragen uw coronatoegangsbewijs te tonen bij binnenkomst en is het verplicht om een mondkapje te dragen wanneer u door UvA gebouwen loopt. Pas wanneer u zit, mag het kapje af. Tot onze spijt is het volgens de huidige coronaregels helaas niet mogelijk om u een lunch, koffie/thee en borrel aan te bieden. Daarom willen we u vragen om zelf zorg te dragen voor uw lunch en dit elders te nuttigen. Omdat we geen catering mogen aanbieden, schrappen we ook de kosten voor deelname; deelname aan het congres is m.a.w. gratis. We hopen er – het thema van ons congres indachtig – een mooie, interessante dag van te maken op 3 december!

Hartelijke groet en tot dan,

Marjet Brolsma

Camerata Crowdfund

10/12 Symposium Bilderdijk

Symposium

Rampen in de tijd van Bilderdijk

Vrijdag 10 december 2021, 15.30-17.15 uur
Universiteitsbibliotheek Leiden, Witte Singel 27, Vossiuszaal

De Werkgroep Bilderdijk van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden nodigt u van harte uit voor het bijwonen van een middag met lezingen over Rampen in de tijd van Bilderdijk. Bij deze gelegenheid wordt ook het aan dit thema gewijde nieuwe Jaarboek Bilderdijk ten doop gehouden. De toegang is gratis, voor meer informatie: r.a.m.honings@hum.leidenuniv.nl.

Programma

15.30-15.35 Opening door Rick Honings
15.35-15.40 Introductie op het thema door Lotte Jensen
15.40-16.05 Robert Verhoogt, ‘Bilderdijk, de Zondvloed en de geologie. Over natuurrampen als inspiratie voor onderzoek naar de aarde in de negentiende eeuw’
16.05-16.30 Arti Ponsen, ‘“Gebiedt ge uw’ Englen niet, in dees afgrijsbren nood?” Hoe de buskruitramp de beeldvorming over koning Lodewijk Napoleon bepaalde’
16.30-16.40 Muzikaal intermezzo
16.40-17.05 Marieke van Delft, ‘Poëzie en rumoer vanwege een overstroming in 1825’
17.05-17.15 Aanbieding Jaarboek Bilderdijk aan Onno Blom + afsluiting
Vanaf 17.30 Bezichtiging Bilderdijk-kamer in het Leidse Academiegebouw
Anton Muttenthaler, Hans Welgemoed vindt het geluk, ca. 143-1920. Rijksmuseum Amsterdam

3/12 Jaarcongres: Veerkracht!

Veerkracht! Wegen uit de crisis, 1780-1940

Congres Werkgroep De Moderne Tijd

Vrijdag 3 december 2021
Universiteitsbibliotheek (Singel 425), Doelenzaal, Amsterdam

Update 29 november 2021: het congres gaat door, met maatregelen; zie hier voor meer details. Het programma is licht aangepast, zodat het congres voor 17:00 kan afsluiten.

De coronapandemie heeft ons lange tijd in de greep gehouden, maar langzaam lijkt er zicht op verbetering en misschien zelfs een einde van de crisis te komen. De crisis heeft een groot beroep gedaan op mentale en fysieke veerkracht. Veerkracht omvat het vermogen om terug te buigen, te weerstaan en te herstellen en kan zowel op het individuele als collectieve niveau betrekking hebben: niet alleen een persoon, maar ook een samenleving kan veerkrachtig zijn.

Veerkracht is al decennialang een sleutelbegrip binnen academische kringen (‘resilience’), en wordt vanuit meerdere disciplines bestudeerd: de economie, de culturele studies, de sociale wetenschappen, de politicologie enzovoort. Vanuit historisch perspectief worden zelfs modellen geschetst om de ‘veerkracht’ van toekomstige samenlevingen te kunnen voorspellen.

Op dit congres onderzoeken we hoe veerkracht tot uiting kwam in Nederland en Vlaanderen in de periode 1780-1940 vanuit een multidisciplinair perspectief.

Welk herstellend vermogen lieten godsdienstige, politieke en culturele gemeenschappen zien na ontwrichtende gebeurtenissen? Hoe manoeuvreerden politici en hun instituties zich uit een crisis? En hoe toonden individuele burgers veerkracht? Hoe gaven dichters, musici en schilders uiting aan mentale weerbaarheid? Waar putten ze hoop en inspiratie uit en hoe visualiseerden zij de nieuwe toekomst, na de crisis?

Op dit congres vestigen we ook de aandacht op de complexiteit van een begrip als veerkracht. Hoe verhoudt het begrip veerkracht zich tot politieke, sociaaleconomische en culturele verandering en wat is de relatie tussen kwetsbaarheid en veerkracht? Op het eerste gezicht zijn beide begrippen immers twee kanten van dezelfde medaille. Zonder neergang of tegenslag is veerkracht nauwelijks denkbaar.

Aanmelden kan tot 26 november 2021 bij Marjet Brolsma (M.Brolsma@uva.nl). De toegang is gratis, i.v.m. de coronamaatregelen.

Programma

9:30-10:00
Inloop
10:00-10:15
Inleiding voorzitter

Lotte Jensen (RU)
10:15-11:00
Openingslezing
‘Veerkracht. Wegen uit de crisis’
Beatrice de Graaf (UU)
11:00-12:00
Sessie I: Veerkracht en emotie
‘Emotionele praktijken in de gevangenissen van Rotterdam en ’s Hertogenbosch 1800-1850’

Iris van de Zande (OU)
‘Gevende vaderlanders. Landelijke inzamelingsacties na rampen als nationale veerkracht’
Fons Meijer (RU)
12:00-13:15
Lunchpauze (op eigen gelegenheid)
13:15-14:45
Sessie II: Revolutie en restauratie
‘Hoe beëindig je een burgeroorlog? De veerkracht van lokale overheden tijdens de Oranjerestauratie, 1787-1788’
Friso van Nimwegen (UL)
‘Verwerking van het crisisverleden: veerkracht in civil society in Dordrecht, 1813-1850’
Adriejan van Veen (RU)
‘Scherven rapen; Banten en de (im)materiële erfenis van de koloniale vernietiging’
Adieyatna Fajri en Kelly Breemen (NIOD)
14:45-15:15
Pauze
15:15-16:45
Sessie III: De verbeelding van veerkracht
‘Het beeld van de veranderende stad in de topografisch-historische collectie van de Gentse verzamelaar Pierre-Jacques Goetghebuer’
Inge Misschaert (UG)
‘Veerkracht in de Nederlandse dorpsvertelling’
Anneloek Scholten (RU)
‘Als de Feniks zal het herboren uit zijn assche zijn herrezen! De verbeelding van veerkracht in het Vlaamse landschap, 1915-1920’
Bart Tritsmans (UA)
16:45-16:50
Slotwoorden
Anthony Oberman, De schilder in zijn atelier (1820). Rijksmuseum Amsterdam.

8/10 Van Lennep-lezing Jenny Reynaerts

Vrijdag 8 oktober 2021
20.00-21.30 uur
Spui25, Amsterdam

Gratis registratie:
https://spui25.nl/programma/de-elfde-jacob-van-lennep-lezing/make_reservation

De elfde Jacob van Lennep-lezing

De Jacob van Lennep-lezing keert jaarlijks terug in de eerste week van oktober en beoogt de Nederlandse literatuur en cultuur van de negentiende eeuw onder de publieke aandacht te brengen. Dit jaar onderzoekt Jenny Reynaerts de negatieve stereotypering van de negentiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst.

In een vroege kunstkritiek in De Naprater uit 1826 en toegeschreven aan redacteur Jacob van Lennep, klaagde deze de Nederlandse kunst en kunstkritiek aan om haar conservatisme en commerciële insteek: ‘De heerschende geest alhier brengt teveel mede om aan het oude gehecht te blijven, al wat naar Rembrand zweemd word blindelings met enthousiasme ontvangen en met goud betaald.’ Deze negatieve reputatie is de negentiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst lang blijven aankleven.

Juist dit stereotiepe beeld was de aanleiding voor Jenny Reynaerts om een nieuw overzichtsboek te schrijven, waarin de schilderkunst uit die tijd met frisse blik wordt bekeken en in een veelal internationale context geplaatst. In haar lezing zal Reynaerts uit de doeken doen met welke keuzes zij zich geconfronteerd zag bij het schrijven van Spiegel van de werkelijkheid, en of haar aanpak heeft geleid tot aanpassing van de oude kritiek. Dat zal zij onder meer doen aan de hand van twee tentoonstellingen naar aanleiding van het boek, Spiegel van de ziel (Singer Laren 2020) en Wanderlust (Dordrechts Museum 2022).

Over de sprekers

Jenny Reynaerts is senior conservator schilderijen van het Rijksmuseum en auteur van Spiegel van de werkelijkheid. 19de-eeuwse schilderkunst in Nederland (Mercatorfonds/Rijksmuseum 2019).

Lotte Jensen is hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze is voorzitter van de Werkgroep De Moderne Tijd en publiceert over Nederlandse identiteitsvorming, literatuur en geschiedenis. Recent publiceerde ze als co-redacteur Napoleons nalatenschap. Sporen in de Nederlandse samenleving en De grote en vreeselike vloed. De Sint-Elisabethsvloed 1421-2021.

Jan Rock (moderator) is universitair docent Nederlandse letterkunde bij de Universiteit van Amsterdam.

Afbeelding: Anthony Oberman, De schilder in zijn atelier (1830). Rijksmuseum Amsterdam.

In memoriam Evert van Uitert (1936-2021)

‘Maar de weg die ik nu bewandel, die moet ik blijven volgen; als ik niets doe, als ik niet studeer, als ik dus niet meer zoek, dan ben ik verloren, arme ik. Zo zie ik de dingen, doorgaan, doorgaan, dat is wat er moet gebeuren.’
– Vincent van Gogh 22-24 juni 1880

In memoriam Evert van Uitert (1936-2021)

Op zondag 30 mei 2021 overleed de kunsthistoricus Evert van Uitert. Sinds 1970 publiceerde Van Uitert over Vincent van Gogh en leverde hij een grote bijdrage aan het onderzoek naar het leven en werk van Nederlands beroemdste kunstenaar. Hij promoveerde in 1983 aan de Universiteit van Amsterdam cum laude op Vincent van Gogh in creative competition. Four essays from Simiolus. Aan deze universiteit was hij van 1984 tot 2001 hoogleraar kunstgeschiedenis, in het bijzonder van de nieuwste tijd en hield hij een spraakmakende oratie onder de titel Het geloof in de moderne kunst.

Daarnaast werkte hij mee aan diverse tentoonstellingen en boeken. Hij was betrokken bij de monumentale overzichtstentoonstelling over Vincent van Gogh in het Van Gogh Museum en het Museum Kröller-Müller in 1990. Hij schreef over uiteenlopende onderwerpen van Pieter Haverkorn van Rijsewijk, Guillaume Apollinaire, Anton Pieck, maar ook over tuinen, muziek en ironie in kunst.

Als bevlogen docent inspireerde hij generaties studenten kunstgeschiedenis en promovendi. Van Uitert was erudiet, bescheiden, eigenzinnig, hartelijk en bovenal nieuwsgierig naar kunst en kunstenaars tot aan het einde van zijn leven. Met zijn grote kennis en enthousiasme leverde hij een belangrijke impuls aan de belangstelling en het onderzoek naar de moderne kunst en Vincent van Gogh in het bijzonder.

De vele zonnebloemen bij zijn uitvaart waren een ontroerend eerbetoon.

Robert Verhoogt

Bilderdijkkamer

Bilderdijkkamer en collectie online te bezoeken

De Bilderdijkkamer in het Academiegebouw van Universiteit Leiden is nu geheel online te bezoeken. Op het platform Things That Talk is zowel de vaste opstelling van de Bilderdijkkamer als een selectie uit de collectie Bilderdijkiana te bekijken. De collectie is niet alleen te zien, maar ook te horen. Luister naar gedichten en brieven van Bilderdijk, voorgedragen door Bilderdijk-biograaf Peter van Zonneveld, en leer meer over een van Nederlands’ belangrijkste Romantische dichters aan de hand van voorwerpen uit zijn persoonlijke collectie, van zijn bespiegelingen op de dood tot zijn grondige afkeer van Duitse kachels. De Leidse Bilderdijk-collectie wordt zo op een bijzondere, interactieve manier ontsloten.

Leiden

De Bilderdijkkamer is vernoemd naar de dichter, advocaat en veelzijdige geleerde Willem Bilderdijk (1756-1831) die zijn leven lang een bijzondere band had met de stad Leiden. Bilderdijk studeerde tussen 1780 en 1782 rechten in Leiden, was er getuige van de verwoestende buskruitramp van 12 januari 1807 en doceerde hier tussen 1817 en 1827 als privaatdocent. Toen Bilderdijk in 1827 naar Haarlem verhuisde, nam hij ontroerd afscheid van Leiden, een stad die hij de ‘bloem der steden’ noemde.

Samenwerking

In 2018 besloot de Vereniging ‘Het Bilderdijk-Museum’ om haar collectie in permanent bruikleen te geven aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden, die haar collecties laat beheren door Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL), en die zelf al een grote verzameling Bilderdijkiana bezat. Vorig jaar verscheen hierover het boek Een sublieme nalatenschap. De erfenis van Willem Bilderdijk (Leiden University Press 2020). Dankzij een bijzondere samenwerking tussen de Werkgroep Bilderdijk van de MdNL, de UBL en Things That Talk is de fraaie Bilderdijkkamer nu voor iedereen digitaal te bezoeken in de 360-graden-omgeving van Things That Talk.

Ronddwalen en rondleidingen

Zoom in op zijn portretten en klik op interessante objecten, zoals Bilderdijks dodenmasker. Maar er is meer dan dat. Behalve de bijzondere stukken en schilderijen die in de kamer worden bewaard, is samen met conservator Na-middeleeuwse handschriften en Archieven van de UBL, Mart van Duijn, een selectie gemaakt van de mooiste Bilderdijkiana. Stukken die normaal in de kluis van de Bijzondere Collecties berusten, zijn nu op tafel uitgestald en te bezichtigen. De online bezoeker kan vrij ronddwalen door de kamer en de collectie maar ook vijf thematische rondleidingen volgen over: leven, gezin, schrijverschap, kunstenaar, geleerde en cultuurcriticus en Verering.

De zeven levens van Abraham Kuyper. Portret van een ongrijpbaar staatsman

Johan Snel

Amsterdam: Prometheus, 2020. 400 p.
ISBN 9789044645088
€25

Voor de opzet van De zeven levens van Abraham Kuyper heeft Johan Snel zich laten inspireren door een korte autobiografische schets van Kuyper, waarschijnlijk opgetekend voor een Frans biografisch woordenboek of encyclopedie. Hierin stelt hij zichzelf voor in zeven verschillende rollen (alpinist, reiziger, spreker, wetenschapper, activist, journalist en staatsman), die Snel per hoofdstuk behandelt. De delen over Kuyper als alpinist, reiziger en journalist verrijken de bestaande beeldvorming rond zijn persoon waarschijnlijk het meest.

Kuypers vurige liefde voor het berglandschap en zijn bijna jaarlijkse wekenlange trektochten, compleet gehuld in Tiroler pak, werden niet eerder door een historicus voor het voetlicht gebracht. Op deze manier maakt de lezer direct in het eerste hoofdstuk kennis met een verborgen persoonlijke kant van de hoofdpersoon. Niet onbelangrijk, stelt Snel, Kuypers dochter citerend: ‘Wie Kuyper niet in de bergen heeft meegemaakt, die kent hem niet’ (p. 57).

In de beschrijving van Kuypers journalistieke leven loopt Snel, zelf ook journalist en docent in zijn vak, vooruit op zijn aankomende dissertatie, die hij tijdelijk terzijde legde om deze biografie te schrijven met het oog op het ‘Kuyperjaar’ 2020-21. Hoewel natuurlijk stukken minder onbekend dan Kuypers alpenavonturen, staat zijn journalistieke leven, voornamelijk als oprichter en ongelooflijk productieve hoofdredacteur van De Standaard, steevast in de schaduw van zijn reputatie als partijleider en staatsman. Terwijl, zo betoogt Snel: ‘was Kuyper in 1901 niet tot zijn eigen verrassing gevraagd een kabinet te vormen, dan hadden we hem vooral als journalist gekend’ (p. 254).

Het hoofdstuk over Kuyper als reiziger beschrijft hem als een internationaal (denkend) figuur. Dit beeld werd voor het eerst duidelijk naar voren gebracht door de Amerikaanse historicus J.D. Bratt, die in zijn biografie uit 2013 met name de invloed van Kuypers (neo)calvinistische leer op het internationale protestantisme benadrukte. Snel vertolkt dit internationale perspectief op zijn eigen wijze naar een Nederlands publiek. Door Kuyper te volgen naar Amerika, waar hij zijn calvinisme uiteenzette in zijn beroemd geworden Stone-lezingen, maar ook op zijn tochten langs de Europese wereldsteden, reflecteert hij op de opvallende religieuze, politieke en filosofische transformaties die deze buitenlandse ervaringen teweegbrachten in zijn wereldbeeld.

Hoewel Snel elders in zijn boek benoemt dat Kuyper zijn levensverhaal geregeld ‘stileerde naar de boodschap’ (p. 111), past hij deze kritiek niet uitgesproken toe op de autobiografische schets waar hij zijn raamvertelling op baseert. Terwijl het schrijven van een ‘portret-naar-zijn-zelfportret’ (p. 7) toch een historiografische uitdaging met zich meebrengt, omdat de onderzoeker zich hiermee oplegt binnen de lijntjes te kleuren zoals deze door het onderzoeksobject zelf zijn uitgetekend. Het moet echter gezegd: de opzet werkt voor Snel. De onvermijdelijke overlap tussen de hoofdstukken leidt soms tot enige herhaling, maar hij laat treffend zien hoe juist in die overlap van Kuypers levens de reikwijdte van zijn diepst gewortelde denkbeelden naar voren komt. Zo streefde Kuyper zijn bekende motto ‘soevereiniteit in eigen kring’ niet alleen als activist, wetenschapper en staatsman na, maar zeker ook als journalist. Als oprichter van de Nederlandse Journalistenkring zette hij een vakorganisatie voor zijn beroepsgroep op, waar uiteindelijk niet enkel hoofdredacteuren, maar vooral journalisten zich konden organiseren (p. 245).

De opvallendste overkoepelende these die Snel in zijn boek naar voren brengt, betreft zijn visie op Kuyper als radicaal democraat (p. 94-95) Tegenwoordig niet bepaald een vertrouwd etiket voor de voorman der antirevolutionairen, maar volgens Snel volledig gerechtvaardigd gezien Kuypers pluralistische maatschappijvisie, emancipatiedrang en rol als pleitbezorger van burgerlijke vrijheden. ‘Soevereiniteit in eigen kring’ gold hierbij als waarborg tegen staatsalmacht. De ‘adder onder het gras’ die Kuypers diepgewortelde geloof in ‘organische verbanden’ en anti-individualistische wereldbeeld met zich meebracht, duikt op in Snels beschrijving van Kuypers kiesrechtstandpunt. Hij zag het gezin als organische eenheid en was daarom tot na de pacificatie van 1917 voorstander van een algemeen ‘huismankiesrecht’ (p. 224).

Opvallend genoeg verandert dit niets aan het standpunt van Snel: Kuyper was democraat tot in zijn vezels, waarschijnlijk de eerste in Nederland. Hoewel Kuypers ideeën omtrent het kiesrecht niet veel conservatiever waren dan die van zijn tijdgenoten, hadden ze Snel reden kunnen geven om zijn claim in te perken. Of in ieder geval duidelijk te definiëren: wat maakt volgens hem precies een democraat? Dit laat Snel echter achterwege. In zijn hele boek huldigt hij in lyrische bewoordingen Kuypers democratische geest: ‘Zo vrij als componisten zich hadden kunnen ontwikkelen, zo vrij was ook zijn ideale maatschappij’ (p. 227).

Het is tekenend voor dit boek, dat aanstekelijk enthousiast is geschreven, maar soms dreigt door te slaan naar verering. De hoogdravende schrijfstijl van Snel helpt hier niet mee; Kuyper wordt in grote bewoordingen neergezet als een retorische ‘tovenaar’ (p. 211), een ‘ongrijpbaar, enigmatisch […] wonderkind’ (p. 53). Inhoudelijk is dit niet per se ongeoorloofd; Kuyper wás een wonderbaarlijk productieve man met buitengewone talenten, wiens reputatie (ook in internationaal opzicht) in de geschiedschrijving mogelijk weleens te klein is gemaakt. Opvallend is echter dat Kuyper bij successen alle lof krijgt toegezwaaid, terwijl Snel hem in de zwartste bladzijden van zijn politieke carrière lijkt te beschermen. Zo wordt bij de hardhandige aanpak van de spoorwegstakingen van 1903, die een onuitwisbare vlek naliet op Kuypers premierschap en reputatie als vriend van het volk, op de medeverantwoordelijkheid van zijn ministerploeg gewezen. Waar Kuypers successen worden beschreven als knap werk van een politiek solist, was hij hier volgens Snel slechts de ‘Kop van Jut’, de ‘ideale booswicht’ (p. 282-3).

Terwijl Jeroen Koch in zijn Kuyperbiografie uit 2006 een uitgesproken kritische houding aannam, waar sommige recensenten hem dan weer fel om bekritiseerden, probeert Snel in zijn portret vooral te enthousiasmeren voor Kuyper. De gespreksleider bij een debat op 9 december 2020 tussen Snel en Koch op Kuypers eigen Vrije Universiteit vatte samen: ‘Hier spreekt een bewonderaar richting de cynicus.’ Vreemd genoeg negeert Snel zelf het werk van Koch volkomen. Dit is typerend voor zijn boek, waarin nauwelijks historiografische context wordt geboden. Alleen in de epiloog wordt in meer dan een enkele zin expliciet naar eerder Kuyperonderzoek verwezen, van voornamelijk Johan Huizinga en Jan en Annie Romein. Hierin komen vooral positieve woorden aan bod, die Snels beeld van Kuyper als ‘radicale democraat, een sociaal vernieuwer en een verrassend moderne wetenschapsfilosoof’ (p. 333) volmondig bevestigen. Aan scherpere lezingen, zoals Kochs biografie, maar ook bijvoorbeeld Henk te Velde’s typering van Kuyper als ‘populist’, besteedt Snel geen aandacht.

Snel plaatst zich weliswaar grotendeels buiten de bestaande literatuur maar heeft tegelijkertijd vanuit nieuw bronnenonderzoek een eigen verhaal neergezet, dat hij bovendien op een aantrekkelijke manier presenteert met een breed publiek in gedachten. Dit is op zichzelf bewonderenswaardig. Toch was het verhelderend geweest als hij zijn historiografische positie concreter had geduid. Vanuit academisch oogpunt is dit een gemis, en eigenlijk niet uit te leggen. Snel presenteert immers allerlei prikkelende stellingen die impliciet, maar soms heel direct ageren tegen bestaande opvattingen, met name uit de biografie van Koch.

Felix Bosch, junior onderzoeker Politieke Geschiedenis, Radboud Universiteit
Jaarboek Achttiende Eeuw

CfP Jaarboek De Achttiende Eeuw

Call for Papers

Themadossier Jaarboek De Achttiende Eeuw
Kennis tot Nut van ‘t Algemeen

‘Wanneer de kennisse der Natuurlyke Historien, der Schepzelen, der Konsten en Ambachten in malkander verknocht, gemeender en meer bekent waren, welk een vrucht de hooge Regenten des Lands tot welstand van haare ingezetenen daar uit zouden konnen trekken […],’ aldus Willem van Ranouw in 1719 in één van zijn tijdschriften. De overtuiging dat kennis de sleutel is tot maatschappelijke voorspoed en vooruitgang werd gemeengoed in de achttiende eeuw. Geleerde professoren, geletterde vrouwen, vernuftige ambachtslieden, innovatieve ondernemers en ambitieuze bestuurders zochten naar nieuwe kennis om de samenleving te verbeteren. ‘Nut’ werd hierbij breed begrepen—niet alleen in een economische zin, maar ook in de culturele zin van geestelijke vorming. De moderne burger ontwikkelde zich door te lezen en in genootschapsverband.

Dit themadossier gaat over de achttiende-eeuwse honger naar kennis in de breedste zin van het woord. We zijn op zoek naar artikelen over allerlei vormen van kennis en wetenschap—van medische ontwikkelingen en technische vondsten tot literaire, artistieke en religieuze kennis. We nodigen ook uitdrukkelijk bijdragen uit die kijken naar achttiende-eeuwse opvattingen óver kennis, inclusief kritische en satirische reacties op boeken- en waanwijsheid.

Geïnteresseerden kunnen tot 1 juli 2021 een kort abstract (max. 300 woorden) insturen naar f.j.dijksterhuis@utwente.nl en jaarboek@18e-eeuw.nl. Voordien informeel aftoetsen wordt aangemoedigd. Van de geselecteerde voorstellen worden de volledige artikelen van maximaal 6.000 woorden verwacht tegen 1 februari 2022. De artikelen worden aan redactionele peer review onderworpen.

Afbeelding: Ontwerp voor de decoratie Kunsten en Wetenschappen op de Noordermarkt, Jurriaan Andriessen (1795). Amsterdam: Rijksmuseum.