Renoir

Frictions and friendships. Cultural encounters in the nineteenth century

ESNA Conference 2019

The Hague, Netherlands Institute for Art History (RKD): 19 & 20 June 2019
Organised by ESNA (European Society for Nineteenth-Century Art), RKD – Netherlands Institute for Art History, The Hague and NWO (Netherlands Organisation for Scientific Research)

The exhibition The Dutch in Paris, which was on show in the Van Gogh Museum, Amsterdam and in the Petit Palais, Paris during the fall of 2017 and spring of 2018 respectively, aimed to visualize the artistic exchange between Dutch and French artists between 1789 and 1914. As part of a larger research project, set up by the RKD – Netherlands Institute for Art History, the exhibition generated so much response that ESNA, in collaboration with the RKD and NWO, decided to organize an international conference on the subject, focusing specifically on international as well as national and local points of encounter and how they facilitated artistic exchange.

Vincent van Gogh wrote in 1883: ‘I would certainly very much like to spend some time in Paris, because I believe I would get the friction [in Dutch: ‘wrijving’] with artists that I’ll have to have at some point’. Van Gogh used the word ‘friction’ in a positive sense, as an encounter in which he could learn and develop his ideas and his art. Peter Burke defined encounters as information and objects that flow in different directions, even if unequally. He noted that ‘Ideas, information, artefacts and practices are not simply adopted but on the contrary, are adapted to their new cultural environment. They are first decontextualized and then recontextualized, domesticated or localized. In short, they are translated’.

Burke, however, does not address the strategy and process of encounters. In his quest for friction, Van Gogh sought the utopia of a shared workspace but ended up with broken friendships. Frictions and encounters can abrade and chafe but can nevertheless lead to artistic exchange. The various processes involved in the realization of artistic exchange might have friendship at their base but can just as easily be born out of more antagonistic points of view. This paradox, which can be tested through, for example, theories of friendship, hospitality, solidarity, communication, and productive conflict, among others, is what we want to explore during the conference.

Please click here for the full programme
Tickets are available via the RKD webshop.

Tentoonstelling: Het verleden verheerlijkt

Het verleden verheerlijkt
De Gouden Eeuw door negentiende-eeuwse kunstenaars verbeeld

Museum Paul Tetar van Elven, Delft, 7 april t/m 29 september 2019

In dit museumjaar dat in het teken staat van Rembrandt en de Gouden Eeuw, zijn alle ogen gericht op ons roemrijke en minder roemrijke verleden. Museum Paul Tetar van Elven, voormalig woonhuis van de 19e-eeuwse schilder, sluit zich daarbij aan, zij het op bijzondere wijze: hier kijken we niet terug vanuit het heden, maar vanuit de 19e eeuw en wel door de ogen van Tetar van Elven (1823-1896) en zijn collega’s.

Dankzij een bruikleen van het Amsterdam Museum is deze zomer een veertigtal schilderijen te zien uit de ‘Historische Galerij de Vos’, een project van de 19e-eeuwse Amsterdamse kunstverzamelaar en -beschermer Jacob de Vos Jacobszoon. Deze liet tussen 1850 en 1863 dertig jonge kunstenaars, waaronder Paul Tetar van Elven, olieverfschetsen maken als een doorlopend beeldverhaal van de vaderlandse geschiedenis vanaf het jaar 40. Dit om de belangstelling levend te houden voor de “roemrijke, evenals leerrijke ontwikkeling van het Nederlandsche volk” en om steun te verlenen aan jonge beoefenaars van de historiekunst.

Dit beeldverhaal kreeg vorm in maar liefst 253 schilderijen van ca. 40×50 cm. waarvan 11 van de hand van Tetar, en 10 kleine beeldjes. De Vos presenteerde ze met een beschrijvende catalogus van eigen hand in het tuinpaviljoen achter zijn huis aan de Herengracht. Ze bleven daar tot 1884, waarna ze met het in onbruik raken van de historieschilderkunst als gedateerd en artistiek oninteressant geleidelijk in museumdepots verdwenen. Hun educatieve waarde was daarmee nog niet ten einde, getuige een driedelige geschiedenispublicatie uit 1906 waarin de voorstellingen als illustraties dienden.

Geheel conform de regels van de 19e-eeuwse historiekunst ging het ook hier om de opwekking van vaderlandsliefde en -trots door de uitbeelding van voorbeeldige perioden en loffelijke daden van het voorgeslacht. De Vos wilde speciaal laten zien hoe uit samenwerking tussen verschillende, ooit vijandige, partijen een krachtige nationale eenheid kon ontstaan. Samenzweringen, volksoproeren, belegeringen, zeeslagen en zegevierende of heldhaftig sneuvelende helden: ze zijn zo dramatisch en theatraal mogelijk in beeld gebracht.

Het hoofdaccent ligt uiteraard op de Tachtigjarige oorlog en onze Gouden Eeuw, met Tromp en De Ruyter en onze andere zeehelden als de verdedigers van onze vrijheid.

Galerij de Vos illustreert daarmee bij uitstek de 19e-eeuwse visie op de eigen geschiedenis. In die periode werden de nationale helden en mythen over de Nederlandse ‘identiteit’ geschapen, die juist nú volop ter discussie staan, sterker: tot onoverbrugbare meningsverschillen leiden. Voor Museum Tetar van Elven aanleiding om juist in dit herdenkingsjaar te illustreren dat elke tijd zijn eigen beeld van de geschiedenis produceert.

Meer informatie op de website (www.tetar.nl)

‘Van trekhond naar Huisvriend’

20/6 Lezing ‘Van trekhond naar Huisvriend’

In het kader van het nieuwe themajaar ‘Deftige Dieren: adellijke omgang met dieren vanaf de Gouden Eeuw’ organiseert Kasteel Amerongen in samenwerking met de Koninklijke Hondenbescherming de lezing ‘Van trekhond naar Huisvriend’.

De beleidsmedewerker juridische en politieke zaken van de Hondenbescherming, Just de Wit, zal op 20 juni 2019 om 20.30 uur de lezing geven met als titel ‘Van trekhond naar Huisvriend’. De functie van de hond door de jaren heen is nogal veranderd, van trekhond naar huisvriend. De rol van de Koninklijke Hondenbescherming is daar natuurlijk ook door veranderd. Aanvankelijk lag de nadruk op het afschaffen van trekhonden. Toen de trekhonden eenmaal uit het straatbeeld waren verdwenen, wilde dat nog niet zeggen dat honden geen bescherming meer nodig hadden. Er waren veel kettinghonden en die zijn er helaas nog. En ook waar de hond gezelschapsdier is geworden, bevindt hij zich nog niet altijd in het beste mogelijke gezelschap.

Aan het eind van de lezing wordt de film ‘Cesar, de geschiedenis van een trekhond’ vertoond. Deze film is in opdracht van de ‘’Anti Trekhonden Bond’’ gemaakt en dateert uit 1927 en duurt ongeveer 35 minuten.

Programma

De lezing start om 20.30. U kunt enkel de lezing bijwonen óf kiezen voor een compleet programma. Voorgaand aan de lezing kunt u de speciale rondleiding ‘Deftige Dieren’ meemaken in Kasteel Amerongen. Deze rondleiding start om 19.00 uur. Het programma is als volgt:

19.00 uur Start Rondleiding Deftige Dieren
20.00 uur Einde rondleiding / koffie en thee pauze
20.30 uur Start lezing

Kosten en tickets

De lezing kost los € 5,00 p.p. De lezing inclusief rondleiding en koffie/thee-pauze is € 15,00. Tickets zijn te koop via www.kasteelamerongen.nl

Pieter Gerardus van Os, De buskruitramp te Leiden, 12 januari 1807, ca. 1807. Rijksmuseum, RP-T-00-2059.

CfP Jaarcongres: Rampen (GEWIJZIGDE DATUM: 20/12)

Call for papers

Rampzalig Nederland

De omgang met rampen in Nederland en Vlaanderen, 1780-1940

Congres Werkgroep ‘De Moderne Tijd’
NB: datum gewijzigd: vrijdag 20 december 2019

Door de opwarming van de aarde en de toenemende dreiging van klimaatrampen heeft het historisch onderzoek naar rampen en rampverwerking een hoge vlucht genomen. Het besef is doorgedrongen dat overstromingen, aardbevingen, hittegolven, droogtes, en de gevolgen daarvan (hongersnoden, epidemieën, insectenplagen etc.) een grote en vaak blijvende invloed hebben gehad op de ontwikkeling van lokale en nationale gemeenschappen.

In dit congres onderzoeken we de maatschappelijke betekenis van rampen voor Nederland en Vlaanderen in de periode 1780-1940. In deze periode hebben zich tal van ontwrichtende rampen voor de samenleving voorgedaan. Denk bijvoorbeeld aan de grote overstromingen van 1825 en 1861, de cholera-epidemie in de jaren 1830 of de grote stadsbrand van Enschede in 1862. Onder rampen verstaan wij in principe natuurrampen en geen opzettelijke fenomenen als oorlogshandelingen en aanslagen. In de praktijk is de scheidslijn tussen door de natuur of mens veroorzaakte rampen overigens niet altijd eenvoudig te trekken: zo kan een overstroming het gevolg zijn van slecht onderhoud van de dijken of een brand ontstaan door een menselijke fout. Denk bijvoorbeeld ook aan de verwoestende buskruitramp in Leiden van 1807 of de Zuiderzeevloed van 1916.

Op dit congres willen we de aandacht vestigen op de betekenis van rampspoed vanuit een multidisciplinair perspectief: welke gevolgen hadden rampen in culturele, politieke, sociale en religieuze zin? Ging men twijfelen aan Gods voorzienigheid, zoals sommigen deden na de grote aardbeving van Lissabon (1755) of nam de religieuze saamhorigheid alleen maar verder toe? Hoe werden rampen gerepresenteerd in culturele media, zoals de literatuur, gedenkboeken, kranten, tijdschriften, schilderijen en prenten? Welke rol spelen rampen bij (collectieve) identiteitsvorming op lokaal, regionaal, nationaal en transnationaal niveau? Hoe verwerkten individuen emoties en hoe werd de verwerking van emoties gereguleerd in de media? Welke impact hadden de rampen op wetenschappelijke ontwikkelingen? Hoe werd de herinnering aan rampen vormgegeven en welke functies hadden deze herinneringen? Welke veranderingen traden er in de loop van de tijd op in de maatschappelijke omgang rampen? Waren (en zijn) er lessen te trekken uit het verleden?

Mogelijke deelthema’s

  • De verbeelding van rampen (literatuur, muziek, schilderkunst)
  • De persoonlijke beleving (rampen in egodocumenten)
  • Rampen en liefdadigheid
  • De invloed van het Verlichtingsdenken en de Romantiek op de verwerking van rampen
  • De buitenlandse reactie op rampen in de Lage Landen en de reactie in de Lage Landen op rampen in het buitenland
  • Beeldvorming over rampen bij verschillende sociale groepen
  • Rampen en (lokale, nationale en transnationale) identiteitsvorming
  • De gevolgen van rampen voor de leefomgeving (economisch, sociaal)
  • Rampen en religie
  • Rampen en politiek
  • Rampen en emotie
  • De perceptie van risico
  • Rampen als impuls voor wetenschappelijke ontwikkelingen
  • Beleid, bestuur en recht rondom rampen

Papervoorstellen over deze en andere binnen het congresthema passende onderwerpen zijn welkom. Belangstellenden roepen we op een voorstel van max. 300 woorden en een (beknopte) biografische beschrijving van uzelf in te dienen voor 1 juni 2019. Zo snel mogelijk daarna wordt uitsluitsel gegeven over de selectie. Abstracts kunnen worden gezonden aan Lotte Jensen (l.jensen@let.ru.nl), die ook informatie kan geven over het congres.

Publicatie: Politieke prenten, 1880-1919

Eveline Koolhaas-Grosfeld en Marij Leenders

Tussen politiek en publiek

Politieke prenten uit een opstandige tijd, 1880-1919

Politieke tekenaars zijn opiniemakers, net als de schrijvende pers.
Het nieuws ‘knedend’ tot satire beïnvloeden zij de politieke
opvattingen van het publiek. Beelden – direct als zij zijn – zijn
vaak effectiever dan teksten zo blijkt. Tekenaars geven, kortom,
mede vorm aan het openbare politieke debat.

In dit boek zijn ruim tachtig(spot)prenten uit de jaren 1880-1919 bijeen gebracht. De auteurs laten hiermee op een nieuwe manier de relatie tussen politiek en publiek zien. Het was een tijd van grote veranderingen in de Nederlandse politiek. Nieuwe groeperingen als de confessionelen en socialisten sloegen een bres in het liberale bolwerken brachten het buitenparlementaire politieke debat op gang. En terwijl op straat de roep om algemeen kiesrecht steeds luider klonk, werd binnen het parlement fel gedebatteerd over de onafwendbare grondwetsherziening. Al dit rumoer is te volgen op de afbeeldingen in dit boek.

Omdat het publiek gedurende deze
periode steeds meer betrokken raakte bij
de politiek werd het voor parlementariërs
belangrijk gekend te worden. Prenten
waren hiervoor het medium bij uitstek,
ook als zij de spot met je dreven.
Want wie niet in beeld komt bestaat niet.

Schiedam, Scriptum, €24,95, ISBN 978 94 63191661, Paperback, 22 x 28,5 cm, 136 pagina’s, full colour

George Cruikshank, De ontsnapping van Bess en Jack, uit: William Ainsworth, Jack Sheppard, 1839-1840.

CfP: Schurken, Schelmen & Schandalen

Jaarboek Achttiende Eeuw
Deadline: 1 juli

Waar licht is, zijn ook schaduwen, soms zelfs inktzwarte. Met het themadossier Schurken, Schelmen & Schandalen wil het Jaarboek De Achttiende Eeuw in 2020 aandacht geven aan de duistere kanten van de eeuw van de Verlichting. We nodigen bijdragen uit die ingaan op diverse – historische, literaire, artistieke, filosofische – aspecten van onbetamelijke personen en praktijken, zoals criminaliteit, pornografie, misdaadliteratuur, rebellie, schelmenromans, oplichting en misbruik. We nodigen expliciet ook bijdragen uit die reflecteren op de veranderende grenzen en concepten van wat ongepast was, zoals bijvoorbeeld bij politieke misdrijven. Zowel artikels met een biografische insteek, als teksten die bepaalde praktijken of ideeën willen overschouwen zijn welkom, zonder geografische beperkingen, zolang ze de lange achttiende eeuw betreffen (1670-1830). Stuur dus een bijdrage in en help mee om achttiende-eeuwse schelmen en schurken, schoften en schobbejakken, schooiers en schorem, schavuiten en verschoppelingen, charlatans en schandalen uit de schaduwen te doen treden.

Geïnteresseerden kunnen tot 1 juli 2019 een kort abstract (max. 300 woorden) insturen naar elwin.hofman@kuleuven.be. Voordien informeel aftoetsen wordt aangemoedigd. Van de geselecteerde voorstellen worden de volledige artikels van maximaal 8.000 woorden verwacht tegen 1 februari 2020. De artikels worden aan peer review onderworpen.

H.W. Koekkoek, de witte vlag, 1893 olieverf op doek, Stichting B.C. Koekkoek-Huis, Kleef

Tentoonstelling en boek H.W. Koekkoek

Hermanus Willem Koekkoek

Schilder en illustrator van oorlog en vrede

Tentoonstelling 10 maart t/m 30 juni 2019
B.C. Koekkoek-Haus, Kleve (Duitsland)

De voorjaarstentoonstelling in het B.C. Koekkoek-Haus toont het werk van de in de vergetelheid geraakte militair schilder H.W. Koekkoek (Amsterdam 1867- 1929 Amsterdam), een achterneef van de beroemde landschapsschilder, de in Kleve werkzame Barend Cornelis Koekkoek. Herman schilderde eigentijdse militaire voorstellingen, zowel gevechtsscenes als het kampleven, en militaire typen in hun kleurrijke uniformen uit vooral West-Europese legers. De cavalerie en artillerie, waar het paard een belangrijke plaats inneemt, hadden zijn voorkeur. Als illustrator van zich wereldwijd voordoende militaire gebeurtenissen bracht hij de tussen 1900 en 1920 afspelende oorlogen in beeld. Hij beschikte over een groot voorstellingsvermogen. Een oorlog had hij niet van nabij meegemaakt.

Zijn van hoge kwaliteit getuigende schilderijen bevinden zich in internationale particuliere en museale collecties, waaronder het Nederlandse en Britse koninklijk huis.

H.W. Koekkoek, die door zijn vader Willem Koekkoek, bekend om zijn geromantiseerde Hollandse stadsgezichten was opgeleid, woonde tot 1903 in Amsterdam, tot 1920 in Londen en tot zijn overlijden in 1929 weer in Amsterdam.

Zowel het B.C. Koekkoek-Haus als het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (Den Haag) bewaren zijn uitgebreide nalatenschap, die zijn dochter Hermie aan deze instellingen had geschonken. De tentoonstelling is gebaseerd op het onderzoek van drs Jos W.L. Hilkhuijsen, oud-conservator van het Nationaal Militair Museum (Soest, Nederland). Als eerste onderzocht hij beide archieven, waarop zijn monografie is gebaseerd.

Koekkoeks oorlogsillustraties verschenen in het weekblad The Illustrated London News. Hij bracht onder meer de Boerenoorlog, de Russisch-Japanse oorlog, de Bokser opstand en de Eerste Wereldoorlog in beeld. Voor de maandbladen Pearson’s Magazine en The Royal Magazine illustreerde hij de korte verhalen (fictie en non-fictie). Zijn vóór 1895 vervaardigde schilderijen hebben in hoofdzaak betrekking op de Frans-Pruisische oorlog (1870-1871). De nadruk op militaire typen lag tussen 1895 en 1900. Na 1920 vervaardigde hij vreedzame Hollandse waterlandschappen en geromantiseerde Hollandse stadsgezichten in de stijl van zijn vader.
De tentoonstelling laat aan de hand van niet eerder aan het publiek getoonde schilderijen en archiefmateriaal alle aspecten van Koekkoeks werk zien. De schilderijen komen hoofdzakelijk uit Nederlandse particulier bezit en uit de collecties van het Nationaal Militair Museum, Museum Jan Cunen (Oss) en het B.C. Koekkoek-Haus.
H.W. Koekkoek’s werk valt op door de natuurgetrouw weergegeven ensceneringen en de zorgvuldige uitwerking van wapenrusting. Zowel als kunstenaar en als getuige van eigentijdse gebeurtenissen zijn hij en zijn werk van grote betekenis.

Bij de tentoonstelling verschijnt de Nederlandstalige monografie Hermanus Willem Koekkoek (1867-1929). Schilder en illustrator van oorlog en vrede van drs Jos W.L. Hilkhuijsen (Uitgeverij Vantilt: Nijmegen)

Modernism in migration

CfP: Modernism in migration

Call for papers

Modernism in Migration: Relocating Artists, Objects and Institutions, 1900–1960

Theme outline

In the production and reception of art, processes of migration play a crucial role. This is particularly true for modernism and the historical avant-gardes of the twentieth century, when artists’ transnational networks and migrations across countries and continents greatly impacted artistic developments. Besides artists and agents such as art dealers and art historians, works of art and art institutions also migrated. For an upcoming issue of Stedelijk Studies, we invite scholars to explore forms of migration and their influence on the development and dissemination of modern art around the world from 1900–1960.

Artists migrated to metropolises such as Paris in the twentieth century for inspiration and education, leading to collaborations with colleagues, gallerists, and other art promoters. Artists’ experiences under new and alien circumstances were often reflected in their work. Migrations were not always by choice: artists and art agents were forced into involuntary emigration or exile by colonialist and political developments, such as those prompted by National Socialism. Whatever the impetus, between 1900 and 1960 artists and collectors migrated globally on an unprecedented scale and, along with these migrants, their works of art moved as well.

This issue of Stedelijk Studies complements an upcoming exhibition about Migrants in Paris at the Stedelijk Museum Amsterdam (September 2019–January 2020), but will offer an in-depth exploration of migration from a greater variety of angles. We understand migration, just as modernism in the arts, as a global phenomenon. We are looking for theoretical explorations as well as art historiographical approaches and case studies, and especially welcome articles that explore gender, queer, and postcolonial perspectives, among others.

Potential topics include:

  • The migrant artist in the metropolis (e.g., centers such as Paris, Berlin, New York, Buenos Aires, São Paolo, Shanghai, Jakarta, etc.)
  • Migration away from such centers in search of the peripheral
  • International and transnational artists’ networks, associations, and collaborations
  • International and transnational art trade and collection building
  • (Inner) emigration vs. exile of artists and art agents
  • (Trade) routes and dislocation of art objects and collections (voluntary or forced)
  • Dislocation/relocation of institutions (e.g., Bauhaus, Warburg)
  • The impact of emigration on the artist’s work and on art history as a discipline
  • Cultural transfer and translation

The thematic issue Modernism in Migration: Relocating Artists, Objects, and Institutions, 1900–1960 will be edited by Dr. Tessel M. Bauduin and Dr. Gregor Langfeld (both of the University of Amsterdam).

Stedelijk Studies

Stedelijk Studies is a high-quality, peer-reviewed academic journal published by the Stedelijk Museum Amsterdam. The journal comprises research related to the Stedelijk collection, exploring institutional history, museum studies (e.g., education and conservation practice), and current topics in the field of visual arts and design.

Submission

Deadline for the abstract is February 20, 2019. Deadline for the article (4,000–5,000 words) is May 20, 2019. Publication of the issue will be in November, 2019. Manuscripts and other editorial correspondence should be sent to: Esmee Schoutens, Managing Editor Stedelijk Studies, stedelijkstudies@stedelijk.nl.

Symposium Bilderijk Museum

Symposium Het Bilderdijk-Museum

Spelen, leven, sterven. Bilderdijk en het gezinsleven

Uitnodiging symposium Vereniging ‘Het Bilderdijk-Museum’

vrijdag 22 februari 2019, 14.00-16.30 uur, Universiteitsbibliotheek Leiden, Vossiuszaal

Programma

14.00
Opening door Gert-Jan Johannes
14.05
‘Jacob de Vos Wzn en Willem Bilderdijk. Twee vroege “striptekenaars” over hun kinderen’

Eveline Koolhaas-Grosfeld
14.30
‘“En hier vliegt hy, om de klucht…”. Bilderdijk als pionier van de luchtreis per vlieger’

Gert-Jan Johannes
14.55
Pauze met koffie en thee
15.15
‘Leven en sterven van Julius Willem Bilderdijk (1798-1818)’

Peter van Zonneveld
15.40
‘Mijn tranen stromen nog. Bilderdijk en zijn vrouw over de dood van hun kinderen.’

Rick Honings
16.05
Aanbieding aan Kurt de Belder (directeur UB Leiden) van het eerste exemplaar van Mijn tranen stromen nog. Willem Bilderdijk en Katharina Wilhelmina Schweikhardt over de dood van hun kinderen, red. Rick Honings en Marinus van Hattum.
ca. 16:30
Sluiting

Belangstellenden worden van harte uitgenodigd deze bijeenkomst bij te wonen.

Informatie over de locatie

Vossiuszaal, Universiteitsbibliotheek Leiden, Witte Singel 27, 2311 BG Leiden. Vanaf Station Leiden Centraal vertrekken diverse bussen die voor de UB Leiden stoppen. Met de auto kunt u het beste terecht op Parkeerterrein Haagweg. Van daaruit vertrekken busjes die u op de Witte Singel kunnen afzetten. Betaald parkeren is ook mogelijk op de Maliebaan, aan de achterzijde van de UB Leiden.

Call for papers: Staging Slavery

Staging Slavery Around 1800

Performances of Slavery and Race from an International Perspective

Ghent, September 18-20, 2019

Deadline for proposals: 15 March 2019

Through the lens of popular white performance and theater, this conference explores the ways in which slavery and race were imagined and debated in the metropoles in an age of significant intellectual and political change (1770-1830). As empire is strongly connected to a nation’s individual past and identity, researchers of eighteenth- and nineteenth-century theater have studied performances of slavery in specific French, German, British, American, Spanish, Portuguese and Dutch contexts. Albeit with attention to important geopolitical specificities, this conference aims to investigate the implications of boundary-crossing discussions about this theme and to move beyond the national framework of analyses that otherwise narrow the understanding of our colonial past and present.

Being the most popular venue of its time, the theater around 1800 was a political arena in which topical matters were discussed. Not only did theater reflect contemporary social and political dynamics, it was a site where alternative narratives were invented and broadcasted. Coinciding with the sentimental episode in Europe, antislavery theater developed strategies to evoke empathy and raise awareness of suffering in order to stimulate audiences to direct opposition to the institution of slavery. Plays such as Inkle and Yarico in London (George Colman, 1787), L’esclavage des noirs in Paris (Olympe de Gouges, 1784), or Monzongo, of de koningklyke slaaf in Amsterdam (Nicolaas S. van Winter 1774) challenged authorities and had a lasting impact on their audiences. Reading these plays today, however, reveals how abolitionism went hand in hand with (underlying) notions of black inferiority and white supremacy.

We invite contributions concentrating on the role of theater and performance culture in the spread of abolitionist ideologies and narratives, but also on how these productions (re)established colonial power relations and how theater became proxy for blatant racist and imperialist exploitations of the colonized and enslaved body. Submissions may seek to explore the following research areas/questions:

  • How was the enslaved body represented through national and international theatrical conventions;
  • In what ways was theater itself shaped by global politics and events in the colonies (e.g. slave uprisings or antislavery politics);
  • What was the role of theater and performance in the migration of abolitionist ideologies and narratives across national borders;
  • What were the dramatic functions of characters of color and what was their relationship to evolving assumptions on race and empire;
  • How did the practices and meanings of blackface performance expand and modify over time; what was the relationship between blackface ridicule and abolitionism;
  • In what ways were slavery and race performed outside the playhouse (e.g. at slave auctions, fun fairs, the parliament);
  • Can performance theory and postcolonial studies help us in investigating these theatrical representations of race and slavery?

Please submit your proposal (300-word abstract) for a 20-minute paper no later than March 15, 2019. Proposals should include your name, academic affiliation and a brief curriculum vitae, and be sent to the conference organizers sarah.adams@ugent.be and wsutherland@ncf.edu.