ESNA: Food, glorious food

ESNA Conference 2017: Food, Glorious Food

Food, glorious food: food at the heart of nineteenth-century art

Antwerp, Museum Aan de Stroom (MAS), 8-9 June 2017

Organized by ESNA (European Society for Nineteenth-Century Art) and MAS Antwerp, in conjunction with the exhibition ‘Antwerp à la carte’.

This year’s two-day international ESNA conference intends to study the various and complex relations between food, the experience of eating, and nineteenth-century art. Although food has always been a subject in the arts, the modes of production, distribution and consumption of nourishment changed radically during the course of the nineteenth century. Food decisively entered the public sphere and consciousness in cities where new sites of consumption in the form of mouth-watering food shops and restaurants emerged. At the same time food became a marker of national identity, of gender identity, of ‘taste’, of affluence, and of social and economic status.

Modern phenomena such as industrialization, liberalization of the market, urbanization, rise of the middle class, issues of nationality and gender, leisure time and economic upheaval affected the gastronomic field as well as the depiction of it in the visual arts. A new fascination for food emerged and was reflected in the entire panoply of the artistic field, ranging from recipes, food literature, decorative arts and interior design to works of art and art criticism.

See the conference website for more details.

Vacature UGent: ‘Dutch Political Songs’

De vakgroep Letterkunde van de Universiteit Gent heeft voor 48 maanden een voltijdse betrekking vacant voor een promovendus. De aanwerving vindt plaats in het kader van een vierjarig onderzoeksproject op het terrein van de historische letterkunde en muziekwetenschap, gefinancierd door het Bijzonder Onderzoekfonds (BOF) van de Universiteit Gent, met als titel: ‘Singing Communities: Dutch Political Songs and the Performance of National Identity (1775-1825)’.

De promovendus zal binnen dit project onderzoek doen naar de gemeenschapsvormende werking van het politieke lied in de Noordelijke Nederlanden omstreeks 1800. Het politieke lied werd in die periode een belangrijke functie toegedicht in het versterken van een nationale identiteit. Singing Communities onderzoekt die identiteit aan de hand van Nederlandse liederen uit de periode 1775-1825. Het richt zich met name op de mogelijke spanningen tussen het gewenste gemeenschapsvormende effect van de liederen op de zangers en de harde politieke realiteit van verdeeldheid en crisis. De volledige projectomschrijving is op te vragen bij Kornee van der Haven (Cornelis.vanderHaven@UGent.be).

Het bronnenmateriaal bestaat uit de liederen zelf, maar ook uit achtergrondmateriaal dat inzicht biedt in hoe het corpus gefunctioneerd heeft in een sociale context van bijvoorbeeld het gemeenschappelijk zingen van de liederen. Behalve de teksten van de liederen zal ook hun muziek bestudeerd worden. De promovendus moet daarom in staat zijn om een lied zowel tekstueel als muzikaal diepgaand te analyseren. Een achtergrond in de muziekwetenschap en/of de (Nederlandse) literatuurwetenschap is daarbij gewenst. Bij een muzikale achtergrond is een affiniteit met tekstanalyse een belangrijke voorwaarde, en omgekeerd vragen wij van een letterkundige kandidaat voldoende ervaring met en interesse voor de werking van muziek. De begeleiding van het project zal uitgevoerd worden door een promotor met een literatuurwetenschappelijke achtergrond (Kornee van der Haven, Universiteit Gent) en een promotor op het terrein van de muziekwetenschap (Isabella van Elferen, Kingston University London).

De kandidaturen, met motivatiebrief, een voorstel voor een ‘plan van aanpak’ en een Curriculum Vitae, dienen ten laatste op 15 mei ingediend te worden. Voor meer informatie, zie de vacaturepagina van de Universiteit Gent.

Conferentie Teylers Museum, 20-22 april

Museums and the (loss of) the encyclopedic ideal:
An international conference about art, science, religion, aesthetics and visual cultures in museums

On April 20, 21 and 22 of this year, Teyler’s Museum in Haarlem is hosting a two-day conference about museums and the loss of the encyclopedic ideal in the 19th and 20th centuries, taking its venue, a well-preserved 18th century museum as our point of reference.

About the conference

The conference will deal with the question of how the relationship between science and religion, between the visual cultures of art and science, and between religion, ethics and aesthetics has changed over the course of the 19th and 20th centuries, and how this affected each of these categories? How did such categories as ‘science’, ‘art’ and ‘the public’ emerge in this process? How did the universal scientist give way to the modern expert? How did research and pedagogy get disentangled?
What meanings were attached to the word ‘museum’ and how did these change over time? To what extent can we speak of the creation of clear
and meaningful boundaries in this process of differentiation and to what extent is the change merely cosmetic? And last but not least: do we witness a fading of such boundaries again today?

Conference fee

The regular fee for the conference is €50. Students can apply for a free ticket by sending an e-mail to Gerda Doorlag (gdoorlag@teylersmuseum.nl) with a copy of their student card.

Registration

You may register for the conference at http://bit.ly/Teylers2017 (short URL)

More information

Information and updates posted on the website of Teyler’s Museum: www.teylersmuseum.nl (short URL: http://bit.ly/Teylers2017).
You may address any questions to Ilja Nieuwland at Teyler’s Museum:
inieuwland@teylersmuseum.nl; tel. +31 623407807.

Sponsors

The conference ‘Museums and (the loss of) the encyclopedic ideal, 1785-2016’ takes place with the financial support of The Royal Netherlands Academy of Sciences, Teyler’s Museum, Teylers Stichting and the Louise Thijssen-Schoute Foundation.

De Negentiende Eeuw wordt De Moderne Tijd

Vanaf 2017 gaan de Werkgroep en het Tijdschrift ‘De Negentiende Eeuw’ verder in een nieuwe vorm en gericht op de bredere periode, onder de titel ‘De Moderne Tijd. De Lage Landen, 1780-1940’.

In de afgelopen jaren heeft De Negentiende Eeuw zich ontwikkeld tot een solide platform waarop het interdisciplinaire academisch onderzoek naar de Nederlandse en Belgische geschiedenis en cultuur in ruime zin (geschiedenis, beeldende kunst, architectuur, literatuur, muziek) zich heeft kunnen manifesteren.

Niettemin leefde er bij de redactie al langere tijd de wens om het tijdschrift nog aantrekkelijker te maken, zowel voor lezers als voor potentiële auteurs. Allereerst wilden wij de periode waarop het tijdschrift zich richt graag verruimen, zowel naar voren als naar achteren in de tijd – niet voor niets wordt er vaak gesproken van ‘de lange negentiende eeuw’. Door de scope te verbreden van het einde van de achttiende eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog, is het mogelijk langere lijnen in de geschiedenis te trekken en zo op een overtuigende wijze ontwikkeling en continuïteit te laten zien. Daarmee kan de relevantie van het verleden dat inmiddels zeker één of twee eeuwen achter ons ligt sterker in het licht gezet worden. Hierbij kwam dat er nog geen interdisciplinair tijdschrift bestond, gericht op de periode van het interbellum in de Lage Landen, terwijl er juist veel fascinerend onderzoek naar die periode wordt gedaan.

Ook bestonden er wensen van meer esthetische aard. Wij wilden onze lezers graag een tijdschrift aanbieden met een aantrekkelijker uiterlijk en vooral voorzien van afbeeldingen in kleur. Met name voor kunsthistorische bijdragen maakt kleur ons tijdschrift veel aantrekkelijker, zowel om het te lezen als om erin te publiceren.

Dit alles heeft geleid tot het besluit van het bestuur en de redactie om vanaf jaargang 2017 het tijdschrift in een nieuwe vorm aan te bieden, gericht op de bredere periode van 1780 tot 1940. In dat verband hebben het tijdschrift en de Werkgroep een andere naam gekregen, te weten: De Moderne Tijd. De Lage Landen, 1780-1940. De naam De Moderne Tijd is gekozen als tegenhanger van de voorafgaande historische periode, die doorgaans als de ‘vroegmoderne tijd’ wordt aangeduid. Onze leden ontvangen voortaan een nog levenskrachtiger tijdschrift waarin het onderzoek naar de kunst, cultuur en geschiedenis van de Lage Landen in de moderne tijd – waarvan de negentiende eeuw prominent deel uitmaakt – zich breed zal kunnen ontvouwen.

Jan Frederik Helmers. Prent Willem van Senus naar schilderij van Jacob Smies. Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-1906-1086.

Jan Frederik Helmers 250 jaar!

Op 7 maart aanstaande zal in de Derde Helmersstraat het paneel van Jan Frederik Helmers worden onthuld.

Op dinsdag 7 maart 2017 is het 250 jaar geleden dat de Amsterdamse dichter Jan Frederik Helmers werd geboren. Drie Helmersstraten telt Amsterdam maar liefst en daarmee is hij de enige Nederlandse dichter die deze eer is gegund. Hij stond bekend als verzetsdichter, die het regime van Napoleon Bonaparte bekritiseerde.

De zichtbaarheid van Helmers, naast talloze andere personen, is nog verder toegenomen dankzij het door fotograaf Paul Fennis geïnitieerde project Geef Straten een Gezicht, waarbij panelen met het portret van de personen naar wie de straten zijn vernoemd aan de gevels komen te hangen. Inmiddels hangen er méér dan honderd van deze panelen in de stad.

De onthulling zal worden bijgewoond door de historisch letterkundige Lotte Jensen (Radboud Universiteit Nijmegen) en de neerlandicus Rinus van Hattum, die voor deze gelegenheid een bloemlezing uit Helmers’ werk samenstelden.

Meer informatie is te vinden op: www.facebook.com/geefstrateneengezicht en www.zaakhaes.nl.

Tentoonstelling J. W. Bilders in Kleef

Johannes Warnardus Bilders: Bezield landschap

19 februari t/m 25 juni 2017 in het B.C. Koekkoek-Huis te Kleef.

De in Utrecht geboren Johannes Warnardus Bilders (Utrecht 1811-1890 Oosterbeek) geldt als voorloper van de zogenoemde Haagse School van het vroege Nederlandse impressionisme. In 70 schilderijen, tekeningen en grafiek zal het oeuvre van deze tijdgenoot van Koekkoek uit Nederland voor het eerst in Duitsland worden gepresenteerd.

Bilders kreeg zijn eerste tekenlessen aan de stedelijke Tekenschool en werd lid van de kunstvereniging „Kunstliefde“. Les in schilderen heeft hij nooit gehad, hij leerde het vak door zijn contacten met collega-schilders en het bestuderen van de toonaangevende kunstenaars van zijn tijd, zoals bijvoorbeeld B.C.Koekkoek. In 1839 ondernam hij een reisje naar Duitsland en ontdekte, samen met een bevriend kunstenaar, het rivierlandschap van Rijn en Ahr. Tot 1859 volgden er nog vele verdere studiereizen naar het buurland, aan de Rijn, naar Wiesbaden (waar hij koning Willem III bezocht) en naar het Zwarte Woud.

Vanuit Utrecht ging hij ook vaak naar Gelderland om er te werken, zoals in het jaar 1840 in de omgeving van Beek en 1841 voor het eerst naar Oosterbeek bij Arnhem. Hij was zo ingenomen van die plaats met zijn heidevelden en oeroude bomen, dat hij al in het daaropvolgende jaar besloot zich hier te vestigen. Hier werd hij na verloop van tijd tot een centrale vaderfiguur voor de jonge kunstenaars die eveneens naar Oosterbeek kwamen. In navolging van de Franse kolonie van kunstenaars die in de buitenlucht schilderden werd Oosterbeek later het „Nederlandse Barbizon“ genoemd. Het late werk van Bilders weerspiegelt iets van het voorbeeld van deze Franse schilderkunst, ook al is Bilders nooit in Frankrijk geweest. Met zijn zoon Gerard samen zonden zij hun werk in naar verschillende wereldtentoonstellingen.

1858 verhuisde Bilders met zijn familie naar Amsterdam. Daar werkte hij mee aan de totstandkoming van de Galerie in Arte et Amicitiae, de belangrijkste Nederlandse kunstvereniging. Uit zijn laatste jaren dateren tekeningen in groot formaat, gemaakt met houtskool of wit en zwart krijt. Na de dood van zijn eerste vrouw en van zijn zoon Gerard leerde Bilders 1880 de schilderes Maria van Bosse kennen, die al langer van hem les had gehad, en keerde in dat jaar terug naar Oosterbeek. Samen ontdekten ze nu de aangrenzende landschappen van de Achterhoek en van de provincies Drente en Groningen. Op 79-jarige leeftijd stierf Bilders in Oosterbeek aan een longontsteking.

Deze tentoonstelling werd mogelijk gemaakt door de samenwerking met het Museum Veluwezoom, Kasteel Doorwerth en het RKD (Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis) in Den Haag. Er verschijnt een catalogus van Jeroen Kapelle en Manon van der Mullen met rijke illustraties en een samenvatting van de tekst in het Duits.

The Rijksmuseum Fellowship Programme

The Rijksmuseum operates a Fellowship Programme for outstanding candidates working on the art and history of the Low Countries whose principal concern is object-based research. The aim of the programme is to train a new generation of museum professionals: inquisitive object-based specialists who will further develop understanding of art and history for the future. The focus of research should relate to the Rijksmuseum’s collection, and may encompass any of its varied holdings, including Netherlandish paintings, sculpture, decorative arts, prints, drawings, photography and historical artefacts. The purpose of the programme is to enable applicants to base part of their research at the Rijksmuseum, to strengthen the bonds between the universities and the Rijksmuseum, and to encourage the understanding of Netherlandish art and history. The programme offers students and academic scholars access to the museum’s collections, library, conservation laboratories and curatorial expertise.

Eligibility

The Rijksmuseum Fellowship Programme provides opportunities for recent graduates (at the Master’s level), as well as doctoral and post-doctoral candidates. The programme is open to candidates of all nationalities and with varied specialisms. They may include art historians, curators, conservators, historians and scientists. Candidates should have proven research capabilities, academic credentials and excellent written and spoken knowledge of two languages (English and preferably Dutch or German). Fellowships will be awarded for a duration ranging from 6-24 months, starting in the academic year 2017-2018. Please review the Rijksmuseum website for detailed information on each individual Fellowship position.

Funding

Fellowship stipends are awarded to help support a Fellow’s study and research efforts during the tenure of their appointment. The stipend amount varies by funding source and Fellowship period. Visit the Rijksmuseum website for further information.

Application and procedure

Please review the eligibility, funding and application requirements by following the link to the Fellowship of your interest:

  • Andrew W. Mellon Fellowship for art historical research –
    Apply here
  • Johan Huizinga Fellowship for historical research –
    Apply here
  • Migelien Gerritzen Fellowship for conservation research – Apply here
  • Manfred & Hanna Heiting Fellowship for photo-historical research – Apply here

The closing date for all applications is 12 March 2017, at 6:00 p.m. (Amsterdam time/CET). No applications will be accepted after this deadline. All applications must be submitted online and in English. Applications or related materials delivered via email, postal mail, or in person will not be accepted.

Selection will be made by an international committee in April 2017. The committee consists of eminent scholars in the relevant fields of study from European universities and institutions, and members of the curatorial and conservation staff of the Rijksmuseum. Applicants will be notified by 1 May 2017. All Fellowships will start in September 2017.

Further information

For questions concerning the application procedure, contact Marije Spek, Coordinator of the Fellowship Programme (m.spek@rijksmuseum.nl), +31 (0)20-6747395.

Congres De Negentiende Eeuw 2016

Kiesrecht en Democratie

Op vrijdag 9 december 2016 houdt de Werkgroep De Negentiende Eeuw haar jaarlijkse congres, deze keer getiteld 'Kiesrecht en democratie'. Het congres vindt plaats in de Doelenzaal van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam, Singel 425, Amsterdam.

Thema

12 december 2017 is het exact honderd jaar geleden dat de strijd om het algemeen kiesrecht werd beslecht. Op die dag in 1917 werd op het bordes van het oude stadhuis van Den Haag aan de Groenmarkt door de gemeentesecretaris het algemeen kiesrecht voor mannen en het passief kiesrecht voor vrouwen afgekondigd. Een achteraf gênante twee jaar later, volgde het algemeen kiesrecht voor vrouwen. In België werd in 1921 het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd, pas in 1948 voor vrouwen.

Met de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen kwam er een einde aan een lange en gecompliceerde discussie over democratie en gelijke rechten, die gedurende de hele negentiende eeuw, niet alleen in de politiek, maar ook daarbuiten was gevoerd. In 1800 had het begrip ‘democratie’ nog allerlei negatieve gevoelens opgeroepen; revolutie, wanorde, geweld en willekeur. Maar een eeuw later, in 1900, had deze ‘associatie met de guillotine’ plaatsgemaakt voor een positieve waardering.

Dit proces was niet louter een kwestie van politieke emancipatie. Culturele, sociale en economische ontwikkelingen speelden eveneens een grote rol in de lange discussie over het algemeen kiesrecht en de uiteindelijke invoering ervan.


Programma

9:30-10:00
Inloop en koffie

10:00-10:15
Opening door dagvoorzitter Wessel Krul

10:15-11:15
Jeroen van Zanten: ‘Inleiding op het thema’
Ulla Jansz: ‘Vrouwenkiesrecht: een omstreden kwestie onder Nederlandse feministen, 1870-1900’

11:15-11:30
Koffiepauze

11:30-13:00
Elisabeth Leijnse: 'De meerderheid in getal is in den regel de minderheid in verstand': Cécile de Jong van Beek en Donk en het algemeen stemrecht’
Aukje van Hout, ‘Wat Geertje overkwam en wat Marijtje ervan docht. Literaire propaganda van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht’
Adriejan van Veen, ‘“Geen gewigter oogenblik dan het tegenwoordige”. Het maatschappelijke debat over en de organisatie van de eerste rechtstreekse Tweede Kamerverkiezingen in 1848’

13:00-14:00
Lunch

14:00-14:15
Informatie over koerswijziging werkgroep en tijdschrift

14:15-14:30
Visueel Intermezzo Eveline Koolhaas-Grosfeld

14:30-16:00
Ido de Haan, ‘Ondemocratische verkiezingen’
Geerten Waling: ‘1848 als “moment van gekte”: democratische experimenten op het Europese continent’
Piet Veldeman, ‘Met stempotlood gewapend? Algemeen stemrecht avant la lettre bij de burgerwacht in België (1830-1914)’

16:00-16:15
Theepauze

16:15-16:45
Flip Kramer, 'Willem Treub en het fin de siècle in de electorale cultuur'

16:45-17:30
Afsluitende opmerkingen Remieg Aerts en slotdiscussie


Toegang en aanmelden

Kosten voor de dag: € 25 (studenten en promovendi € 15) inclusief lunch, ter plekke contant te betalen. Opgeven s.v.p. vóór 2 december 2016 bij de secretaris van de werkgroep, Matthijs Lok: m.m.lok@uva.nl.